Rijk

Binnenstappen in een boekenzee

De deur sluit

Zaterdagmiddag buiten

Hier de bezonken rust

Van decennia, zo niet een eeuw

Geschreven woord

Vastgelegd en vaak met liefde

Uitgegeven

Hier gebracht

Voor een tweede leven

Of zelfs een derde, vierde

Dertig jaar al

Verzamelt zich hier

In rijen en rijen, stapels en stapels

Lees-stof

Stof tot nadenken, genieten, verwonderen

Stof die een glimlach

Een herinnering oproept of herkenning

Verbazing, respect

Stof die stof doet opwaaien

In je geest of

Om je heen

Als je een boek uit de rij trekt

Die bekende geur van

Oud papier

De slappe kaftjes van

Bescheiden werkjes

Voor een klein publiek

Een ingeplakte illustratie op het voorblad

En tussen dit alles de man

Die al dertig jaar

In dit universum

Boeken bijzet en weer laat gaan

– hoewel soms ook niet –

Weet wat er staat

En waar

Die ene Van Dongen

Feilloos uit de stapel trekt

Links boven in de stelling

Vijf stappen van de kassa

Omdat hij dit walhalla

Zelf heeft opgebouwd

Er is een ordening

Ook hier

Al kun je op een zaterdagmiddag

Flink verdwalen

In de wereld van de geest

Die hier is uitgestald

Deze tijdloze plek

Laat je rijker weggaan

Dan je bent gekomen

Met de hoop

Dat ze nooit zal verdwijnen.

31 januari

Vandaag noemen we het 31 januari

Een maandag

De laatste dag van de maand

Verjaardag van enkele dierbaren

Een stormachtige dag

De trouwdag van mijn ouders

66 jaar geleden

Stormde het niet

Vroor het 20 graden

Was de wereld helemaal wit

Van een dik pak sneeuw

Op de foto’s de kou zichtbaar

in de lichaamstaal

En ook blije gezichten

Gasten die niet konden komen

Omwille van bussen en treinen

Die niet reden

Auto’s hadden de meesten nog niet

Ze hadden het zich vast anders voorgesteld

En toch blije gezichten

Na het bescheiden feestje

Gingen ze elk weer terug naar hun ouderlijk huis

Een eigen plek was er nog niet

Woningnood was groot, 10 jaar na de oorlog

En toch ook blije gezichten

Als je trouwde maakte je meer kans op een huis

Dus trouwden ze alvast maar

En ja, het werkte

Twee maanden later een piepklein appartementje

In een straatje achter waar ik nu meditatiegroepen geef

Er was zelfs een tuin(tje)

Waar ik als peuter met een teiltje water en een emmertje zand

Mijzelf vermaakte

En aan de hand van mijn moeder

Over het tuinpaadje leerde lopen

Vertellen de foto’s

En ook zulke blije gezichten

Niet dat het nooit stormde of regende

Dikke grijze wolken aan de lucht

Donderslagen of kil guur weer

Ja, ook dat

Het hoorde er allemaal bij

Vanaf 66 jaar geleden

Misschien is dat alleen maar lang

Voor wie die jaren nog niet heeft geleefd

Voor wie misschien zoveel nog wel heeft te gaan

Maar is het niet wonderlijk

Dat 66 jaar later

Zoveel lijkt veranderd

En toch zoveel hetzelfde blijkt?

Vergankelijkheid

Deze weken verdiep ik mij in vergankelijkheid. Niet filosofisch, intellectueel, als concept. Maar letterlijk me dieper inleven in wat vergankelijkheid teweeg brengt bij me. Visualiseren hoe mijn dierbare kat Snuitje geleidelijk in de verte verdwijnt, oplost. Dat er geen zee, geen groene natuur meer zou zijn. Snuitje zie ik rustig van me wegwandelen, verdwijnend aan de einder, zwarte staart recht in de lucht. Bij het verdwijnen van de zee en de groene natuur verpieter ik ook.

Waarom zo’n oefening doen, lijkt morbide nietwaar, waarom zou je je daarmee bezighouden als zoiets nog niet aan de orde is. Het tegendeel is eerder het geval, niets is realistischer, en soms troost- en rustgevender, dan volledig doordrongen te zijn van hoe vergankelijk alles is. Want hoe je het ook wendt of keert, alles, werkelijk álles komt en gaat. Verschijnt en verdwijnt. Van de kleinste tot de grootste dingen. Plezier verdwijnt, pijn ook (gelukkig maar). Je jeugd en je midlifecrisis (gelukkig maar). Intellectueel is dat goed te snappen, een open deur: ja én, so what? Gevoelsmatig is het een heel ander verhaal. Dat weet je ineens weer als je ziek wordt, je je baan verliest, gaat scheiden of een geliefde dood gaat. Dan blijkt de totaal vergankelijke aard der dingen helemaal niet zo vanzelfsprekend. Dan doet het gewoon pijn, veel pijn. Een pijn die niet verdwijnt door jezelf voor te houden dat alles vergankelijk is. Dat is dan alleen maar een intellectuele dooddoener, die niet verlichtend werkt maar eerder je pijn verergert omdat die met zo’n trucje niet erkend wordt.

Hoe moeilijk het is om dat vergankelijke daadwerkelijk te (be)leven als het zich onontkoombaar aan je opdringt maakte ik jaren geleden mee toen een zeer gewaardeerde cursist van me dodelijk ziek was en in zijn eindfase verkeerde. Een veertiger, getrouwd, een nog jonge dochter, altijd kerngezond, en daar was dan de eindigheid…Hij wilde me nog een keer spreken en ik ging bij hem op bezoek, in de wetenschap dat het de laatste keer zou zijn dat ik hem zou zien. Moeilijk, pijnlijk, maar het was ook een mooie ontmoeting. In zo’n eindfase vallen alle sociale plichtplegingen weg en ontmoet je elkaar van mens tot mens. Hij vertelde dat alles waar we het in de zen-bijeenkomsten over hadden gehad, ook over vergankelijkheid en dood, dat hij dat nu zo ontzettend moeilijk vond. Ja, dat is het ook. Het klinkt allemaal heel mooi zolang het nog niet aan de orde is, maar als het zover is, lééf het dan maar eens. Op die manier spraken we er over, met weinig woorden, en veel pauzes omdat hij heel moe was en af en toe een beetje weggleed. Ik had het gevoel met lege handen daar te zitten – wat heb je te bieden in zo’n situatie, alles is al snel een platitude of ongepast advies. Zijn weduwe vertelde me bij de uitvaart twee weken later hoe goed de ontmoeting hem had gedaan.

Erbij kunnen blijven, zonder iets aan de situatie te hoeven of willen veranderen, met woorden of gebaren. Het totale gewicht van die situatie mee kunnen (ver)dragen. Gaat dat, of wend ik me eigenlijk af, probeer ik te verdoezelen wat ik te pijnlijk vind, met troostende woorden? Wie of wat wordt er getroost? In het meedogenloze mededogen van mijn oefening kom ik dit allemaal tegen. Ook mijn grenzen in dat (ver)dragen. Dan kan ik stoppen. Dat is het mooie van een oefening. Het later nog eens proberen en kijken waar de grens dan ligt.

Je zou zeggen: waarom ‘droog’ oefenen, het dagelijks leven biedt oefening genoeg. Ernstige ziekte in mijn nabije omgeving. De broosheid van mijn 102-jarige oud-tante. De dood van weer een belangrijk spiritueel leider die een diepe wijsheid zichtbaar belichaamde. Méér dan oefening genoeg, wel een oefening die ik níet kan stoppen om op adem te komen als mijn grenzen bereikt lijken. Een levensechte oefening die doorgaat of ik het nu draaglijk vind of niet. Waarin de diepe wijsheid over vergankelijkheid van een Tutu of een Thich Nhat Hanh mij alleen helpt als die ook bij mij tot in al mijn vezels is doorgedrongen. Ik durf echt niet te zeggen dat dat het geval is. Dus ik blijf maar dooroefenen, ook ‘droog’ met de oefening van de laatste weken. Dat hebben Tutu en Thich Nhat Hanh ook gedaan. Dat leefden zij hun hele lange levens zo mooi voor, dat onvermoeibaar dooroefenen. Daarom is hun heengaan zo’n groot verlies.

Dankbaar

Er stond dit weekend een stuk in de krant over dankbaarheid. Het is een onderwerp dat me na aan het hart ligt. Wat zouden we zijn zonder dankbaarheid? Het zou zijn als leven met te weinig zuurstof.

Schrijven of praten over dankbaarheid is echter nog niet zo eenvoudig. Hoe doe je dat zonder moralistisch te worden? Het krantenartikel kiest de wetenschappelijke insteek. Het gaat over wetenschappelijk onderzoek dat uitwijst hoe goed dankbaarheid voor ons is. Dat het wordt “ingezet als behandelmethode tegen somberheid, depressie en angst”. Dankbaarheid als middel, waarvan de effectiviteit wetenschappelijk te meten is. Er is zelfs onlangs een dankbaarheidsproject opgestart onder ic-verpleegkundigen, in Amerika, waarin ze worden aangemoedigd meer dankbaarheid te betrachten en een (online) dankbaarheidsdagboek bij te houden. Om het aantal burn-outs te verminderen. In Nederland is er inmiddels een ‘dankbaarheidsapp’.

Het stuk staat ook even stil bij het woord dankbaarheid zelf: dat “zalvende woord, dat klinkt toch behoorlijk truttig en wee?” Ik heb het ook wel eens oubollig horen noemen. Met zo’n imago moet je natuurlijk wel met iets goeds komen om het weer over de bühne te kunnen brengen.

Maar ik ben geen wetenschapper, en wetenschappelijk bewijs inspireert mij niet. Ik vind het interessant om te lezen, maar het is niet wat mij warm maakt. Want het appelleert aan mijn verstand, niet aan mijn hart.

Een van de geciteerde wetenschappers verbindt er spirituele waarden aan, aldus het artikel: het is een deugd in alle grote religies, en een zonde om ondankbaar te zijn. Daar worden vermoedelijk ook niet veel mensen warm van. In feite reduceer je zo een waarde tot een norm. En waar waarden behoorlijk universeel zijn, en de kracht hebben mensen aan te spreken, te raken, zijn normen vaak cultureel bepaald en opgelegd. Een waarde zegt: zo kan het, een norm: zo moet het. Wie naar een waarde leeft, heeft de norm niet nodig.

Is dat religieus, spiritueel? Doet dat er toe? De hoogleraar Aziatische Religies Paul van der Velde noemt dat een typisch westerse vraag, in het oosten komt zo’n vraag niet op. Wij willen graag alles in vakjes stoppen. Maar hoe helpt het je als het in een vakje zit? Als het in het vakje ‘seculier’ zit, is het dan beter, aanvaardbaarder, dan als het in het vakje ‘spiritueel’ zit? Welke beelden kleven er dan aan die vakjes vast, die het onderwerp zelf – in dit geval dankbaarheid – aan het zicht onttrekken?

Want dat is natuurlijk waar het om gaat: dat gevoel van dankbaarheid dat je wel of niet ervaart. De een blijkt dat makkelijker te kunnen dan de ander. Dat zal wel menselijk zijn. De mensen die het beter kunnen blijken hun leven en hun relaties positiever te waarderen. Dat is iets waar je jaloers op kunt zijn. Is het dan niet voor iedereen weggelegd? Dat is moeilijk met zekerheid te zeggen, al is mijn persoonlijke gevoel dat iedereen dat vermogen wel in zich draagt. Alleen: kan het in zicht komen? Welke sluiers hangen er voor? Hoe sterk is dat lichtje? Kan het aangewakkerd?

Dat kan zeker, zo weet ik ook uit eigen ervaring: elke avond even stilstaan bij waar ik die dag dankbaar voor ben maakt me er inderdaad opmerkzamer op, zoals het krantenartikel zegt. Vooral als ik niet alleen kijk naar de leuke, fijne, mooie, lieve dingen, maar ook naar dat wat moeilijk, ingewikkeld, pijnlijk was. Want ook daar kan ik dankbaar voor blijken te zijn, of te worden. Mijn grootste gevoel van dankbaarheid ervoer ik bij de uitvaart van een zeer gewaardeerde cursist.

Dankbaarheid leven als waarde is daarom wat mij betreft goed mogelijk, en ook goed te oefenen. Als ik iemand meemaak die dat goed kan, raak ik daar erg door geïnspireerd. Dat zijn geen truttige, weeë, oubollige of zijïge mensen, integendeel. Mijn overleden cursist was een nuchtere natuurkundige, met een groot hart.

Dankbaar móeten zijn….daarover hoef ik niets te zeggen.

Vitaal

101

staat er bovenop de kast

in kleurig geschilderde, grote cijfers

van karton.

101 is ze

mijn oud-tante, en lief

zoals ze daar zit in haar stoel,

blij met bezoek

maar ook wel snel moe.

“Het is geen kunst om oud te worden”

vindt ze, “maar oud zijn…..

nou, nou,….”

Zelfs gewoon luisteren

kost veel energie

aan dat witte hoofd

dat alle moeite wil doen

om het gesprek te blijven volgen.

Soms dut ze dan ook even weg

in een mini-mini-slaapje

dat haar weer even opfrist

net als het soesje

dat ik voor haar meenam,

en de peertjes voor morgen.

Want ook als je 101 bent

is er nog steeds een morgen

en een gister, en een nu.

Voor zolang als het duurt,

maar dat geldt ook voor mij,

en voor iedereen.

Je kunt niet eens zeggen dat zij

dichterbij is bij

geen morgen meer, en geen gister en geen nu.

Mijn lichaam net zo broos als het hare,

niettegenstaande de vitaliteit die ik voel.

Kan ik wel zeggen dat ik

vitaler ben dan zij

die haar ogen telkens weer opent

voor een nieuwe dag,

voor een nieuw gesprek,

voor een nieuwe lach,

bij

101?

Vragen

Op LinkedIn lees ik een bericht van iemand die aan het begin van elk nieuw jaar een zgn. leervraag voor zichzelf formuleert, die hij dan het hele jaar bij zich draagt. Niet zozeer om HET antwoord te vinden, maar als een leidraad voor een voortgaand onderzoeken – zo verrijkt de vraag zijn leven, niet het antwoord. En hij vraagt aan ons, zijn lezers, welke leervraag wij hebben. Het eens uit te proberen, dat ‘leven met een vraag’. Heel herkenbaar, en leuk om dit op LinkedIn terug te zien – iedereen die mijn blog met enige regelmaat leest, weet dat ook ik graag leef met een vraag. Eigenlijk is mijn hele leven één grote vraag.

Dat zie ik ook terug in het leven van de Amerikaanse zakenman over wie ik afgelopen weekend een boek las, John E. Fetzer. Rode draad in het boek was niet primair zijn zakelijke ontwikkeling en succes, al kwam dat ook aan bod. Nee, het ging vooral om wat hij zelf zijn ‘zoeken’ noemde, het zoeken dat hij zijn hele leven heeft gedaan, zijn spirituele zoektocht. Zelf ben ik geneigd het een spiritueel onderzoek te noemen, gezien de hoeveelheid richtingen en stromingen die hij gedurende zijn hele leven heeft bestudeerd en gepraktiseerd. Maar misschien was hij uiteindelijk toch wel op zoek naar een antwoord – hij was in elk geval op zoek naar een mogelijkheid zijn visie te verwoorden en om te zetten in een concreet uit te voeren missie.

Ik vond het boek vooral interessant vanwege de vragen die het bij me opriep. Eén zo’n, wat mij betreft belangrijke, vraag diende zich aan toen ik las dat deze gerespecteerde, succesvolle zakenman, iedere keer als hij publiekelijk sprak over zijn spirituele inzichten en visie, het gevoel kreeg dat hem dat duur kwam te staan. Wat is dat toch, die aversie tegen het spirituele? Ook, zelfs, of misschien wel juist als het om een gerespecteerd en respectabel mens gaat die zijn sporen maatschappelijk en zakelijk heeft verdiend? Misverstanden, niet serieus genomen worden, kritiek – het werd zijn deel. Hij zocht het daarom steeds meer in gesprekken met ‘ingewijden’, al zette hij zijn werk aan het concretiseren van zijn missie ook voort. Met hulp van diezelfde ‘ingewijden’.

Misschien kan dat niet anders. Misschien was hij daarom altijd zo voorzichtig om in zijn zakelijke ondernemingen over zijn spirituele tocht te spreken – zeker in het van origine sterk christelijke midden-westen van Amerika waar hij woonde en werkte. Misschien was hij daarom in het begin zo naarstig op zoek naar wat bijna een rechtvaardiging leek te moeten zijn van zijn zakelijke en spirituele pad: viel (veel) geld verdienen wel te verenigen met een spiritueel leven? Dat schuurde dus niet alleen in zijn omgeving, maar ook in hemzelf. Hij vond voor zichzelf een antwoord dat hem vrijmaakte om door te gaan, maar het is natuurlijk een interessante vraag waarom hij dat antwoord zo nodig had. En het is nog steeds een actuele kwestie, zeker voor wie spiritualiteit ziet als iets dat losstaat van het dagelijks leven.

Even interessant is het dat hij zijn hele leven bezig is geweest te proberen de spirituele ervaring en werking wetenschappelijk te (laten) onderbouwen. Dus net als met business, spiritualiteit met wetenschap te verenigen. Ook dit lijkt bijna een poging tot rechtvaardiging, tot acceptabel of inzichtelijk maken voor hen die niet tot de ‘ingewijden’ behoren. En ook dit is, 30 jaar na zijn dood, nog steeds een issue. En blijven de interessante vragen: waartoe moet iets dat iemand ervaart wetenschappelijk worden bewezen? Waartoe moet iets dat gedurende duizenden jaren door miljoenen mensen is ervaren wetenschappelijk worden bewezen? Wetenschappelijk op de anglo-amerikaans-westerse wijze wel te verstaan. Waartoe blijft men proberen iets dat weliswaar ons intellect maar niet onze ervaring overstijgt, intellectueel te begrijpen en begrijpelijk te maken? Wordt het daarmee ‘salonfähig’?

Het zijn belangrijke vragen. Waarom? Omdat anno 2022 spiritualiteit nog steeds een taboe-onderwerp is van jewelste. Omdat ieder die er publiekelijk over spreekt het gevoel van de Amerikaanse zakenman herkent dat dat je duur kan komen staan. Ik herinner me als de dag van gisteren dat ik op mijn CV mijn zen-activiteiten had vermeld en de contactpersoon van het interimbureau waarmee ik had gewerkt dat ter discussie stelde: we moesten toch vooral niet de indruk wekken dat ik als zen-zendeling in organisaties aan het werk ging. As if… Maar ‘not done’, kennelijk gevaarlijk. Of zweverig, geitenwollen sokken, te nuchter voor, etcetera. Ik was niet overtuigd en haalde het er niet af. Standvastig of eigenwijs? Ik heb in elk geval nooit meer een opdracht via dat bureau gekregen.

Het hele New Age gebeuren heeft het ‘imago’ van spiritualiteit geen goed gedaan, alle goede intenties ten spijt. Alle schandalen binnen de religieuze instituties ook niet. Maar spiritualiteit – als verzamelnaam voor alle spirituele, religieuze en godsdienstige oefening, ervaring en uiting – is niet hetzelfde als de instituties waarin het wordt gepraktiseerd. Het staat of valt niet met de al te menselijke beoefenaar die serieus de fout in gaat. Het is ook niet iets voor alleen maar ‘ingewijden’. Ieder mens heeft een spirituele dimensie, net als een biologische, emotionele en mentale dimensie. Zo min als onze biologische, emotionele en mentale dimensie kunnen we onze spirituele dimensie straffeloos ontkennen of negeren. Dan worden we ziek. Of we blijven ons hele leven rusteloos, ‘zoeken’.

Dat is niet alleen voor ieder individueel van belang. Omdat het spirituele onze individuele ‘ikkigheid’ overstijgt, is het ook van belang voor de wereld om ons heen. Hoe klein of groot we die ook ervaren.  

Van mij mag die heimelijkheid die erom heen hangt er wel eens af. Mogen we uit de kast komen en kleur bekennen. Vermoedelijk zal ik dan verbaasd staan over hoeveel mensen op een of andere wijze al een spiritueel pad beoefenen. Dan komt natuurlijk de volgende kunst: mag die regenboog er zijn of gaan we in discussie over de Ware kleur?

Maar dat zien we dan wel weer. Eerst maar een big smile voor die geweldige spirituele figuur die heel stijlvol met Kerst zijn menselijke omhulsel heeft afgelegd: ‘Arch’ Desmond Tutu.

Klein

Dat programma van Matthijs van Nieuwkerk

had de mooiste naam –

de wereld draait door

want ja,

ook als er iets gebeurt waarbij mijn verstand stilstaat

draait de wereld, gewoon, door

wat me ook overkomt

wat ik er ook van vind

hoe kwetsbaar ik me ook voel

hij draait gewoon door

net als bij het overlijden van iemand die me dierbaar is

en mijn wereld stil lijkt te staan

suizend van ongeloof en bewegingloosheid

draait de wereld om me heen door

‘out of sync’, zo voelt het dan

met al zijn daden, woorden, goedbedoelde wijsheid

die op zo’n moment

alleen maar mijn verdriet ontkent.

Maar soms, heel soms,

dringt er van buiten een signaal door

iets dat op een of andere manier

een gaatje weet te vinden tussen

dat doordraaien en die stilstand

en me bereikt

een glimlach

van zo maar iemand

die mij ziet

en mij dan net genoeg verwarmt

om weer de volgende stap te kunnen zetten

ook al weet ik nog niet waarheen

Dirk de Wachter heeft gelijk

“als je iets wilt betekenen voor een ander

houd het klein”.

Verstilling

Eerst verstomt het spreken

uiterlijke stilte treedt in

weerspiegeld in de rust

van het omringende landschap

weids en open, zo grenzeloos bijkans

als het universum.

Dat lijkt hier nooit ver weg.

Retraite is begonnen

met zijn rustige regelmaat van

zitten, lopen, zitten, eten,

zitten, lopen, zitten, werken,

zitten, lopen, zitten, rusten,

zitten……

Zonder hokjes, kaders, houvast,

anders dan dat ritme

verstilt geleidelijk het denken,

opent zich de geest.

Nooit ver weg, maar

onbereikbaar voor de grijpgrage handjes

van mijn wil

alles stil

ook in beweging…..

Wat gun ik dit onze tijd

in welke vorm ook:

deze dimensie weer te kunnen ervaren

en van daaruit gevoed

anders horend, kijkend, voelend,

proevend, ruikend en lopend

onze prachtige wereld,

ons kostbare leven,

als nieuw tegemoet te treden

keer op keer.

De stress van overvloed

In de overvloed aan dingen waarover te schrijven valt, wat kies ik?

Dat is de vraag die me invalt als ik vanochtend achter mijn lege scherm zit zonder nog enig idee wat er gaat verschijnen. Het is niet een gebrek aan inspiratie of onderwerpen, het is de overdaad die het moeilijk maakt. Alsof ik door een wirwar aan ideeën en gedachten aan het grabbelen ben, zoals in de koopjesbak bij de bouwmarkt. En zodra die vraag zich aandient heb ik mijn onderwerp. Weet ik. Want dat fenomeen van overvloed en keuzemoeilijkheid speelt vaker.

Zo heb ik bijvoorbeeld een hekel aan winkelen. Juist hierom. Er is zo ontzettend veel waaruit je kunt kiezen dat ik het spoor helemaal bijster raak. De MegaMarkt is voor mij de hel. Vijf kledingzaken op een rij en de moed zakt me in de schoenen. Dit speelt al sinds mijn tienerjaren. Al eerder denk ik zelfs. Ik herinner mij een  schoenen-koop-sessie met mijn moeder toen ik nog op de lagere school zat. Vermoedelijk was ik nog geen tien jaar oud. We gingen maar naar één schoenenwinkel, maar zelfs daar werd het ene paar schoenen na het andere gebracht. Het ene zat niet lekker, het andere paste niet goed, de volgende vond ik niet mooi. Het duurde en het duurde, en er kwamen steeds meer schoenen. Mijn moeder begon haar geduld te verliezen, en ik wist het maar niet. Uiteindelijk heb ik maar iets gekozen. Gewoon om van het gedoe af te zijn. En vervolgens gelopen op een paar schoenen dat ik zelf schuwlelijk vond. Dat duurde lang, want ik kreeg pas een nieuw paar als ik uit het oude gegroeid was.

Ik leerde koop-coping strategieën. Niet pas iets gaan kopen als ik het nodig heb, dan wordt de keuzestress tot het maximum opgevoerd. Liever af en toe eens ergens kijken als ik toch in de buurt ben, liefst in de uitverkoop. Een beperkt aantal winkels waar ik naar toe ga, en hopen dat ze niet over de kop gaan. En nooit meer de winkel uitgaan met een aankoop waarvan de verkoopster zei dat het me zo goed stond terwijl ik het zelf maar zo-zo vond. Dan maar niet iets nieuws. Zo belangrijk is het nu ook weer niet. Dat kan ook als je niet wacht totdat je het echt nodig hebt.

In boekwinkels en tuincentra slaat het door naar de andere kant: daar koop ik steevast meer dan ik van plan was. Er is gewoon teveel moois dat om mijn aandacht roept. In dit tijdsgewricht zal men waarschijnlijk zeggen dat ik prikkelgevoelig ben. Best mogelijk, ik kan ook niet zo goed tegen grote mensenmassa’s en overvolle (super)markten bijvoorbeeld. Maar ja, wat heb ik aan zo’n label, het wordt er niet beter van en ik ontkom er niet aan boodschappen te doen. Rustig doorademen, zei mijn overgrootvader zaliger, en dat helpt wel. Bij zo’n beetje alles wat lastig is trouwens. Vandaar dat mediteren zo wonderbaarlijk goed werkt. Daar doen we niet anders. Ik moet vaak aan mijn overgrootvader denken als ik op mijn matje meditatieles zit te geven – wijze man…

In de veelheid aan dingen die ik zie, de veelheid aan informatie die op me af komt, mijn weg zien te vinden zonder me te overvoeren, dat blijft een hele klus. Ik herinner me nog goed dat ik thuis voor het eerst internet had, 1992 zo ongeveer. En ging ontdekken wat er allemaal te vinden was daar. Na een aantal avonden urenlang achter het beeldscherm te hebben gehangen, van de ene site naar de andere gehopt te zijn, ben ik op dieet gegaan. Het was pure verslaving, het ene riep het andere op, alles was even interessant, en een natuurlijk einde kwam er niet aan. Het was grenzeloos, en mijn nieuwsgierigheid ook. Ik kreeg er toen geloof ik nog geen hoofdpijn van. Me ervan ‘afsluiten’ werkte niet – inmiddels weet ik dat dat ook een illusie is. Het enige dat afgesloten kon worden was mijn computer. En daar moest ik bewust voor kiezen. Zelfs nu ligt dat gevaar nog om de hoek, met social media. Dat gaat ook maar door, en net als ik denk ‘laat maar, dit is toch niet interessant’ komt er juist weer een leuk bericht in beeld. Maar uiteindelijk laat het me toch dikwijls met een onvoldaan gevoel achter. Overvol en toch leeg. Dat heb ik met een boek nooit.

In de overvloed aan dingen, wat kies ik? Ik herinner me een uitspraak van een tante van me. Ze zei, ergens eind jaren ’80 meen ik, dat ze mijn generatie niet benijdde. Want we hadden zoveel keuzemogelijkheden. Die had zij niet gehad in haar jeugd (oorlogstijd en vlak daarna), maar dat was ook wel makkelijk geweest. Niets te kiezen hebben, het maar doen met wat er is. Het was een eye-opener voor me dat wat ik als iets essentieels ervoer – keuzemogelijkheid, keuzevrijheid – ook een last kon zijn. Tegelijk herkende ik het ook direct als dat wat me dus vaak in de weg zat. Het gaf me een opgelucht en ruimer gevoel. Keuzevrijheid was dus misschien wel mooi, maar ook moeilijk. En niet alleen omdat het je verantwoordelijkheid gaf voor je keuze, of omdat je niet wist wat je zou missen als je A koos en niet B. Ook niet omdat keuzestress een luxe-probleem was. Kiezen vraagt om een intern kompas, en als je dat niet helder hebt, of het is nog niet voldoende ontwikkeld, dan is kiezen als ronddobberen op zee in een bootje zonder roer. Eng.

Hoe creatief je trouwens kunt worden van geen keuze hebben bleek me in de tijd dat ik wekelijks een ‘groentetas’ ophaalde van een biologische tuin. Er zat genoeg in, maar wat erin zat kon je niet kiezen. Díe week moest ik het doen met díe groenten. En omdat het seizoensteelt was, soms weken achter elkaar dezelfde groenten die terugkwamen. Ik herinner me een winter met veel boerenkool, zo vers van het land. Grote groene struiken, die in de garage op de vriezer lagen te wachten op een goed idee voor een recept. Ik werd er gaandeweg steeds beter in. Erg leuk. Ik heb nooit zoveel plezier beleefd aan koken als in die tijd. “Wat heb ik hier voor handen, en wat ga ik er van maken?”

Dat is wel eenvoud: weinig te kiezen hebben en kijken wat je er van maken kunt. Of in de veelheid willekeurig één ding kiezen en kijken wat je er van maken kunt. Want schaarste transformeert – van prikkels naar creativiteit.

Leven weven

De zon schijnt. Het is wel koud. De kat wil naar buiten maar is zo weer terug. Om me heen hoor ik vertrouwde leefgeluiden. Buiten hangt een enorm spinnenweb, ogenschijnlijk los in de lucht. Een prachtig geweven web, onverstoord. Hoe doen ze dat toch, die spinnen? Zelfs als je het stuk maakt, hangt er zo weer een nieuw.

Ik kan wel een beetje jaloers zijn op die onverstoorbare spinnen, die gewoon een nieuw web weven als het bestaande wordt verstoord. Ik heb een redelijke mate van onverstoorbaarheid opgebouwd, maar als ik de destructie zie van de afgelopen dagen in een aantal steden wordt mijn onverstoorbaarheid toch verstoord. Hoewel ik niet graag politie-, brandweer- of ambulance-mens zou zijn, voel ik wel een zekere actie-bereidheid. Want dit doen we toch zo niet, in Nederland? Mijn beeld van hoe het gaat, of zou moeten gaan, in ons landje, wordt ook verstoord. We zijn een vredig landje, daarin past geen oorlog. Toch?

Maar hoe zou mijn actie-bereidheid vorm kunnen krijgen? Wat zou ik kunnen doen? Die vraag heeft zich wel vaker aangediend de laatste tijd. De straat op, mee oorlog voeren, is mijn stijl en stiel niet, ik heb er nooit in geloofd. Een verbale oorlog voeren evenmin. Demonstreren, protestmarsen – ik heb een beetje huiver van grote mensenmassa’s, het gaat me te gemakkelijk verkeerd. En dat blijkt vaak genoeg ook zo. Als ik al zou gaan protesteren, dan zou het een stil protest zijn. Letterlijk stil: stil zitten of staan op een openbare plek. Naast ‘Tante Truus’ op de Gewelfde Stenen Brug in Alkmaar bijvoorbeeld. Maar voor het effect beter nog met 199.999 andere mensen op het Malieveld, of het Museumplein. Tweehonderdduizend mensen die zitten of staan te zwijgen. Die de zwijgende meerderheid vertegenwoordigen die geen oorlog voert, geen ophef maakt; alleen maar ‘stilstaat’ bij wat er gebeurt. In donderend zwijgen. Het lijkt me mooi. Zou het indruk maken?

“Go quietly amid the noise and haste, and remember what peace there may be in silence…” Deze eerste zin van de Desiderata – een eeuwenoude tekst vol wijsheid die aan alle fracties en facties voorbijgaat – is ook veel bij me opgekomen de laatste tijd. Hij doet me iedere keer weer even ‘stilstaan’. Wat heeft ‘de wereld’ nu het meest nodig? Kan stilte iets bijdragen? Kan stilte meer bijdragen dan oorlog, meningen, protesten? Ik wéét het niet. Een eenduidig en altijd geldig antwoord is vast ook niet mogelijk. Soms is, of voelt, het misschien beter om iets te zeggen of te doen. Maar in de stilte kan er ook een beter zicht ontstaan op wat er wérkelijk toe doet. Van daaruit kan er dan wel weer gesproken en gedaan worden, maar dan gebeurt er wel vaak iets anders. Of het blijft stil. Omdat er niet ècht iets anders te zeggen of doen is dat belangrijker is. Omdat het maar een mening blijft. Eén van de vele.

In dat ‘Go quietly amid the noise and haste…” zit ook een enorme kracht. De kracht van gewoon rustig doorgaan met je leven leiden, zo goed en zo kwaad als dat gaat, met alle hobbels en hindernissen die je daarbij tegen kunt komen en waar je wel of niet iets aan kunt doen. Omdat dat het leven is. Je leven weven. Zoals de spin haar web weeft. In alle stilte.