Waarom doe ik dit?

‘Thinking out of the box’. Die aansporing krijgen we vaak als iemand vindt dat er iets veranderd moet worden. Vandaag helpt hij me om mijn aandacht weer naar dit blog te brengen, ‘uit’ de dozen waar ik nu een paar weken mee en tussen leef. Verhuizen is maar een rare aangelegenheid, realiseerde ik me deze keer heel sterk. Je woont ergens; dan pak je ineens je hebben en houwen in dozen, laad ze in een auto, laad ze weer uit op een andere plek en pakt ze weer uit. En dan woon je daar verder. Met enige distantie bekeken is het eigenlijk bizar. “Waarom doe ik dit?” is dus wel een paar keer langs gekomen de afgelopen tijd.

Die vraag is geen retorische, die geen antwoord hoeft te krijgen. Het is ook geen vraag naar een rationeel antwoord. Noch een wanhoops-vraag omdat de situatie me teveel zou zijn geworden. Het is een vraag die speelt op een niveau van dieper ervaren. Want ergens weet ik dat ik overal kan wonen, leven en werken. Overal weet ik me verbonden met wie me dierbaar en lief is, en van overal kan ik ze bezoeken. En toch. Ga ik terug. Naar de kust.

Dat het samen leven met vrienden op de anti-kraak boerderij in Brabant tijdelijk was wisten we toen we er bijna zes jaar geleden gingen wonen. Hoe tijdelijk wisten we niet. Het werd veel langer dan we ooit hadden kunnen vermoeden; en nog is het daar niet ten einde, al komt dat nu wel in zicht. Ik had in elk geval nog niet weg gehoeven. Had kunnen blijven tot het einde, in het vertrouwen dat zich wel weer iets zou aandienen. Er was sowieso een andere optie: weer een tijd in het zenklooster gaan wonen, in Drenthe op De Noorder Poort. Want het zenleven in het klooster heeft ook zijn aantrekkingskracht, voel ik al jaren. En het zou, in deze herbezinningsfase van mijn leven na mijn vertrek bij Zen.nl, een hele logische en goede keuze kunnen zijn.

En toch. Ga ik terug. Naar de kust.

Toen het idee om alvast zenles te gaan geven in Alkmaar zich aandiende, was er geen spoor van twijfel. Toen een paar weken later dit huisje zich aandiende was er ook geen spoor van twijfel. Dit ga ik doen. Dat de wens er was om terug te gaan naar mijn geboortegrond hielp; maar die wens had ook over een paar jaar in vervulling kunnen gaan. Ik heb geen romantische ideeën of gevoelens dat het leven hier beter is dan in Brabant of Drenthe. Dit huisje is niet inherent beter of slechter dan de boerderij, mijn vorige eigen huizen of het zenklooster. Als ik van alles de plussen en minnen naast elkaar zet zijn de lijstjes ongetwijfeld even lang. Deze keuze is niet inherent beter dan een keuze voor het zenklooster, al heeft die andere plussen en minnen – zowel voor mijzelf als voor de mensen die op een of andere manier, meer of minder intensief, in mijn leven betrokken zijn.

En toch.

Als ik dit zo allemaal op een rijtje zet voel ik de verwondering over de draai die mijn leven gemaakt heeft, de afgelopen paar jaar. Daar geniet ik enorm van, ook al is het erg roerig. De loop van mijn leven volgen, in het vertrouwen dat het me brengt waar ik moet zijn – daar zit een natuurlijkheid in waarin ik het gevoel heb het beste tot mijn recht te komen, ook jegens de mensen in mijn omgeving. Dan voel ik me ‘thuis’ in mijn, in het, leven. Ook al kan ik het verstandelijk niet echt beredeneren, vraagt het moeilijke keuzes en heb ik geen idee wat het gaat brengen. In dit alles is er wel altijd mijn kompas: mijn ikigai* – vriendschap. Die kan altijd, overal, helpen, maar is onmisbaar op onbekend terrein.

Dit laatste stukje lijkt de vraag “waarom doe ik dit?” overbodig te maken. En toch. Hij doet zich voor en niet voor niets. Wat de vraag doet, als ik niet in de valkuil stap een rationeel antwoord te zoeken, is me zetten in een grotere openheid naar alles wat zich aandient, in en rondom mij. Hij houdt me in contact met wat er te zien, voelen en ervaren is en maakt het leven rijker – vooral in de kleine dingen, en niet alleen voor mezelf. Dan is niets meer vanzelfsprekend. Het is dus eigenlijk niet zozeer een vraag die over twijfel gaat, maar eerder een ‘wake-up call’: hallo Lilian, zit je op je automatische piloot of ben je erbij?

Zo reed ik gistermiddag op ‘mijn’ fiets (de tweede die ik in mijn leven overgenomen heb van mijn moeder) hier in de nabije omgeving rond, op verkenningstocht in een gebied dat ik wel én niet ken. Het is me vertrouwd én ik zie het met nieuwe ogen. Overheersend was een gevoel van dankbaarheid. Dat ik in deze tijd van het jaar hier mag landen, na een lang koud voorjaar, waardoor de natuur nu, later dan normaal, volop tot bloei komt en ze mij zo inspireert. De natuurlijke schaduw van de bomen en de wind waarin de zee te ruiken en voelen is, die het fietsen in de zon aangenaam maken. De fiets die weer lekker rijdt na een grondige opknapbeurt bij de fietsenmaker om de hoek. De stemmen van de paar mensen die ik even spreek waarin het vertrouwde Noord-Hollandse accent doorklinkt, licht nasaal en wat zangerig, met een klankvolle g en een rollende r. Vervolgens afstappen in het volgende dorp bij mijn lieve oud-tante Gien die over een maand 101 wordt, nog steeds in haar eigen huis woont, en waar ik nu gewoon in een kwartiertje naar toe kan fietsen om een bakkie mee te doen. Het oplichten van haar ogen vertelt me waarom dat belangrijk is.

Op weg terug naar huis, warm van het bezoekje in de frisse vroege-avondwind, langs het stille holle wegje met zijn doorkijkjes naar de weilanden, kom ik bij elke trap op de pedalen “thuis”. Vraag me niet waarom. Maar. Dit. Is. Waarom. Ik. Dit. Doe.

*ikigai is een japans begrip dat we niet echt kunnen vertalen, maar zoveel betekent als dat wat je ten diepste drijft in wat je doet, waar je je bed voor uit komt, dat waardoor je geïnspireerd je leven kunt leiden.

Aandacht en focus

Veertien dagen klussen in mijn nieuwe appartement in Noord-Holland; twee weken geen blog. Niet eerder heb ik het verschil tussen aandacht en focus zelf zó helder ervaren. En ben ik zo blij geweest met mijn vermogen om beide te hebben.

Als zenleraar heb ik regelmatig mensen horen zeggen dat ze graag wilden leren meer gefocust te zijn. Als je het gevoel hebt dat je aandacht alle kanten op dwarrelt kan ik me die wens wel voorstellen. Maar ik ken ook mensen – en mezelf ook in die modus – die veel focus hebben, en dat is geen zegen. Het is dan namelijk met de aandacht niet persé goed gesteld, met alle nadelige consequenties van dien.

Ik zag het verschil tussen aandacht en focus jaren geleden eens duidelijk gedemonstreerd in de praktijk: op de snelweg. Ik voegde in van de ene snelweg op de andere. Ik reed op de linkerbaan van ‘mijn’ snelweg, rechts van mij waren drie banen. Het was in de spits en dus druk; voor, achter en rechts van mij lange stromen auto’s en vrachtwagens, met weinig ruimte om in of uit te voegen. En veel auto’s die dat wilden. Ik hield het verkeer voor, achter en opzij van me in de gaten, op zoek naar een mogelijkheid om verder naar rechts in te voegen. Die zag ik op enige afstand voor me aankomen en daar koerste ik op aan. Achter mij zat een auto, bijna op mijn bumper, te duwen. Afgezien van het feit dat ik naast een vrachtwagen zat en dus niet uit zijn weg kon, was zijn geduw ook zinloos omdat er vóór mij weinig ruimte was om op te schieten. Zodra ik naar rechts kon deed ik dat, mijn achterligger gaf vol gas, stoof me voorbij en moest 10 meter verderop weer vol in de remmen voor de volgende voorligger. Onnodig te zeggen dat hij ook daarbij weer ging bumperkleven.

Ik realiseerde me dat mijn aandacht voor alle wegen en verkeer om me heen maakte dat ik kon zien wat ik wel en niet kon doen. Dat is het kenmerk van aandacht: het registreert heel veel signalen in je omgeving waardoor je weet waar je wel of niet naar toe kunt, wat je wel of niet wilt, kunt of moet doen. Dan ben je bijvoorbeeld op tijd met remmen, omdat je ziet dat er enkele auto’s voor je geremd wordt. Ben ik alleen gefocust op de (bumper van de) auto voor me, dan verlies ik dat overzicht, zie ik de mogelijkheden en beperkingen niet, en word ik een risico of een last voor mijn omgeving. Want die moet dan extra zijn best gaan doen. Dat werkt natuurlijk niet alleen zo in de auto, maar met alles. Met kinderen, met ouders, in de supermarkt, als je aan het klussen bent. Aandacht is ruim, blijft omgevingssignalen oppikken; focus sluit ze uit, vernauwt.

Dat uitsluiten kan heel handig zijn, als ik met iets bezig ben wat al mijn aandacht nodig heeft en afleiding leidt tot fouten, geknoei of onnodig gedraal. Focus heeft dus zeker een functie, in bepaalde omstandigheden. Zeker niet altijd. Ook als je intensief met iets bezig bent moet je kunnen blijven opmerken dat je kind geen gevaarlijke toeren uithaalt achter je rug. Dan is complete focus dus niet handig, of gewenst. Dat lijkt misschien niet efficiënt, het is wél effectief. Want die effectiviteit gaat over de héle situatie, inclusief je kind. Merk je de gevaarlijke toeren achter je rug niet op door je focus, dan heb je vervolgens meer werk om de gevolgen ervan te herstellen. Dat is noch effectief, noch efficiënt. Je hebt in zo’n situatie meer aan aandacht die op tijd waarschuwt, en waarbinnen je je kunt richten op wat er nodig is.

De afgelopen twee weken had ik meer focus dan aandacht. Focus op wat er allemaal gedaan moest worden, focus op het plamuur-, schuur-, behang- of sauswerk dat ik op dat moment onder handen had. Even geen aandacht voor de vriendinnen die binnenkwamen op het moment dat ik met mijn gekleurde muurverf een randje langs helder wit stucwerk aan het afschilderen was. Weinig benul van of aandacht voor wat er in de wereld om me heen gebeurde. En geen ruimte in mijn hoofd voor blogposts. Goed voor het klussen, minder voor mijn relaties.

Gelukkig keert het vanzelf weer terug naar aandacht. Want ook al ben ik blij dat ik zo’n focus kan hebben als het nodig is, ik ervaar het leven met die ruime aandacht toch als rijker.

MAAN-dag

Moe en heel voldaan
zie ik na een dag klus-zen
plots de volle maan.
Helder, bijna vol
reflecteert ze volmaaktheid
deze dag voltooid.
Wat meer te zeggen
onder dat heldere licht?
Er rest slechts kijken.

PS

De avond erna
wees ze me de weg naar huis
verlichting compleet.

Inspiratie

INSPIRATIE

Daar zit ik dan. Voor een blanco pagina op mijn scherm, en zonder enige inspiratie voor mijn wekelijkse blog. Ik heb me de afgelopen dagen helemaal leeg geschreven, zo lijkt het, op een visie-stuk voor een energietransitie-project in Den Haag. Daar ben ik in de loop van vorig jaar bij betrokken geraakt. Hele andere materie dan ‘eenvoud’, ook niet zo eenvoudig omdat het vrij nieuw is voor me. Wel mega interessant en heel belangrijk. Het is een voorrecht om betrokken te zijn bij iets wat voor onze toekomst zo cruciaal is.

Het was of oude tijden herleefden: mezelf een paar dagen achter elkaar opsluiten met mijn laptop en van ’s ochtends tot ’s avonds schrijven. Er even af voor een kop koffie of thee, een broodje, een aai voor de kat, of staren uit het raam om mijn ogen rust te gunnen. Verder alleen maar schrijven. ‘Meelezers’ leverden commentaar, en dan weer schrijven – peuteren aan de tekst. Ik had het jaren niet meer zo gedaan.

Het was verrassend hoe gemakkelijk ik in die modus terugkwam. En hoeveel makkelijker het schrijven zelf me afging. Hierin voelde ik dat de ervaring met het schrijven van mijn blog echt een verandering teweeg heeft gebracht. Gaan zitten voor  het scherm, vingers op de toetsen en beginnen. Niet te veel nadenken over de zinnen, maar vertrouwen op wat zich van diep van binnen aandient. Mijn onderbewuste is veel slimmer dan ik geneigd ben te denken. Het is zeker ook beter in associëren – en dat kwam nu goed van pas. Energietransitie is pure innovatie; ik ben dan wel niet zo thuis op het terrein van energie, met innovatie heb ik wèl een schat aan ervaring. Energietransitie gaat voor een belangrijk deel over decentraliseren en digitaliseren, en ook daar ben ik goed in thuis. En dat alles borrelde de afgelopen dagen gewoon weer boven en verbond zich met dit nieuwe terrein waar het dan niet meer over manuscripten, boeken, tijdschriften, dissertaties, onderzoeksdata of wetenschappelijke publicatiestromen gaat, maar over slimme meters, zonnepanelen, laadpalen, buurtbatterijen en energiestromen. En toch ook, vooral, over data. Over  hoe alles zich met alles verbindt in de digitale wereld, hoe mooi dat kan zijn maar ook: hoe ontregelend. Al schrijvend voelde ik me beetje bij beetje thuiskomen. Inhoudelijk is het wel nieuw, maar de vraagstukken die er spelen voelen heel vertrouwd.

Mijn meelezers waren wèl deskundig; en zeer constructief in hun feedback. Dat gaf een soort veilige context waarover ik me verder niet druk hoefde maken – ik kon me geheel wijden aan mijn taak. Het was een plezier om zo samen te werken. Allemaal digitaal natuurlijk. Gelukkig is díe innovatie inmiddels voldoende geland om zo samen werken, en samenwerken, op afstand goed mogelijk te maken. Hoewel ik die transitie bewust heb meegemaakt in mijn werk, vind ik het me nu moeilijk voor te stellen hoe het was toen alles alleen nog via telefoon en e-mail kon en we elkaar nog niet online in de ogen konden kijken. Het maakt een wereld van verschil.

Zo voltrekt zich in mij ook een innovatie. Na acht jaar alleen zenlessen geven en meditatiecentra leiden kom ik in zekere zin weer terug op mijn oude ‘stiel’, maar op totaal ander terrein. Mijn opdrachtgever is sterk in metaforen en zou direct de connectie tussen mijn zen-energie en het energietransitie-project herkennen. Die energie is er volop, blijft mijn ‘zen-thuis’ voeden maar wordt nu ook aangewend voor andere projecten – zoals overtollige opgewekte energie in een huis of buurt kan worden aangewend om een naburige woning of buurt te voeden. En het werkt in beide gevallen twee kanten uit: wat door mij of door mijn huis wordt gevoed, kan op zijn beurt mij of mijn huis weer voeden. Zo heeft het de afgelopen dagen ook gewerkt: er is veel van mijn energie in het stuk gaan zitten, maar er is ook veel energie teruggekomen. De balans is goed. En dan kan het ‘lang aan’, zoals ze in Noord-Holland zeggen.

Nooit te oud om te leren, luidt een oude wijsheid. Zelfs nooit te oud om te innoveren, leer ik nu. Ook mijn schrijven is geïnnoveerd. Van angst voor de witte pagina – de zgn. ‘writer’s block’ – naar vertrouwen dat er wel wat komt. Van hard nadenken over wat ik ga zeggen naar ‘vingers op de toetsen en schrijven maar’. Die tips vond ik bij andere schrijvers; net als de voor de hand liggende maar o zo wezenlijke uitspraak: schrijvers zijn schrijvers omdat ze schrijven. Kortom: je moet het gewoon doen, elke dag opnieuw. Dan wordt het een goede gewoonte en kost het veel minder moeite. Het lijkt wel zen….

Het werkt. Ik begon dit blog met zonder inspiratie. Ik zette mijn vingers op de toetsen en begon te schrijven. Er kwam van alles boven. Nu is er deze blogpost. Spontaan, moeiteloos. Niet óver eenvoud, maar wel vanuit natuurlijke eenvoud geschreven. En ook nog eens keurig op tijd klaar. Daar ga ik dan maar eens een lekker kopje koffie op drinken.

Van noodzaak, nut en waarde

Het is het eerste klusweekend in mijn nieuwe appartementje. Na bijna 24 jaar in Brabant ga ik “terug naar de kust”, naar mijn geboortegrond. Terug ook naar een huurhuisje, na meer dan vijfentwintig jaar eigen huizen en ruim vijf jaar anti-kraak wonen. In een eigen huis ben je overal zelf verantwoordelijk voor, dus je zorgt er goed voor, doet wat nodig, nuttig en waardevol is om te doen. In een anti-kraakpand pas je op het pand, en klus je alleen het hoognodige –  je weet immers niet of je er drie maanden of drie jaar in zult zitten.

Een huurhuis zit er een beetje tussenin: het is niet van jou, maar de langere tijd dat je er zult zitten maakt wel dat je het naar je zin wilt hebben. De afbakening met de verhuurder in wat gedaan kan en mag worden vergt nu weer wat aanpassing van me. De keuken wordt pas gemoderniseerd als hij technisch wordt afgekeurd bijvoorbeeld. Zelf het keukenblokje vervangen zou kunnen, maar een perilex-aansluiting aanleggen om van het gas af te gaan mag niet zo maar. Dat laatste is voor mij van groter waarde dan een modern keukenblokje, dus het blijft wat het is totdat het nut of de noodzaak van vervanging voor de verhuurder groot genoeg is geworden om die klus aan te pakken.

Muren sauzen gaat wel gebeuren. En niet over het overal loslatende behang heen. Het afsteken van het behang is me de moeite waard om het naar mijn zin te maken. Mijn goede vriendin Joke, met wie ik in Alkmaar ben opgegroeid, kwam me een middag helpen. Heel waardevol om samen met haar een paar uurtjes bezig te zijn om dit huurhuisje tot mijn huisje te maken. Ondertussen praatten we bij. Nut, noodzaak en waarde van de corona-maatregelen kwamen uiteraard langs, evenals de perikelen rond A-Z, want daarmee worden we beiden als 60-plusser geprikt. We bleken allebei te hebben bedacht dat het nuttig en waardevol zou zijn het verband te onderzoeken tussen pilgebruik, Astra-Zenica-vaccinatie en vrouwen in de vruchtbare en menopauze-leeftijd. Hopelijk komen de deskundigen ook op dat idee, zeker nu het bij het Janssen-vaccin ook speelt. Oorzaak-gevolg-relaties zijn immers altijd veel complexer dan hyperfocus toelaat.

Ook hebben we het over wat mijn ‘terug-naar-de-kust-verhuis’ voor mij betekent. Nog zo’n complex geheel, van diepe verlangens die al zo lang in mij huizen dat ik de oorsprong ervan niet kan vinden, en waarvan ik me ook niet altijd bewust ben. Niet al die verlangens hebben woorden, het gaat soms meer om alleen maar een gevoel. Of een sfeer. Van hoe de zeelucht ruikt. Van uren langs het strand met het geluid van de brekende golven als het ritme waarop ik loop. Een muzikaal gevoel? Spiritueel? Een geluid dat al het andere uitwist, zoals het zeewater mijn voetstappen. Een gevoel van nabijheid bij mijn naaste familie en oudste vrienden. Een gevoel van vertrouwdheid, (bloed)band, geworteld zijn op deze gemengde gronden van oude zandruggen en aan de zee onttrokken kleipolders. Een zee aan herinneringen die ik voel opkomen en terugtrekken als het tij dat trekt aan mijn voeten die stevig staan in de bewegende bodem. Een gevoel van thuiskomen.

Dit alles lijkt zich samen te ballen in een thema dat nu weerkeert, dat de laatste jaren vaker is langsgekomen: dat ik eíndelijk míjn leven kan, mag leiden. Dat klinkt alsof ik dat nooit gedaan heb, en dat is natuurlijk niet zo. Ik kan en doe niet anders dan míjn leven leiden. De belangrijke keuzes die ik in mijn leven gemaakt heb, inclusief de keuze die me naar Brabant bracht, waren bewuste keuzes. En van daaruit leefde ik mijn leven. Waarbij niets van al die gevoelens die ik net beschreef ooit echt is weggeweest, al die 24 jaar dat ik in Brabant woonde. Maar ze waren de onderstroom geworden, lijkt het nu. Een tegengestelde trekkracht van verlangen, in plaats van een gevoelsstroom waarin ik kon meebewegen.

Ook als mijn vriendin terug is naar haar huis, suddert dit alles in me door. Wat is dat toch, dat ‘míjn leven’? Erover nadenken doe ik niet, het pruttelt een beetje op de achtergrond terwijl mijn aandacht bij het afsteken van behang is. En zoals altijd als ik een vraag aan mijn onderbewuste overlaat, borrelen er gedachten op die ik met bewust nadenken niet krijg. Nu is dat: ‘míjn leven’, dat gaat over de vraag of ik leef vanuit de gedachte dat wat ik doe nodig of nuttig moet zijn, of dat het waardevol is. ‘Míjn leven’ houdt in: vanuit mijn waarden leven. Dat kan ook nuttig of nodig zijn. Maar de waarden staan voorop. Dat is niet altijd zo geweest, en het staat dikwijls haaks op wat er in de maatschappij om me heen gebeurt dan wel de norm is. ‘What’s in it for me’, wat levert het me op, wat heb ik er aan – dat zijn de veel-gestelde vragen. Die gaan over het ‘nut’ – een economisch principe. Dat is zo overheersend geworden dat je bijna zou vergeten dat het in het leven om meer gaat dan economie en nut. De vraag naar ‘waarde’ gaat om wat hetgeen ik doe toevoegt aan de wereld, aan het leven, niet om mijn behoeftebevrediging. Het is de vraag naar betekenis. Richt je je daarop, dan kan dat voelen als tegen de maatschappelijke stroom in roeien. In de culturele sector weten ze dat als geen ander. Als zenleraar word ik er net zo hard mee geconfronteerd.

Míjn leven leiden betekent me in de stroom van het waarden-georiënteerd leven blijven begeven, ongehinderd door de maatschappelijke norm, en zonder mijn waarden als norm aan de maatschappij te stellen. Dat voelt als thuiskomen.

Bezinning

Het is maandag, blogdag. Dat het paasmaandag is maakt niet uit. Juist een goede dag voor zo’n bezinningsactiviteit als een blog schrijven. En buiten ziet het er niet anders uit dan op een ‘gewone’ maandag. Hier binnen in huis ook niet. Binnenin mij een beetje: mijn christelijke opvoeding heeft wel een spoor van betekenis achtergelaten in mij als het om dit soort dagen gaat. Ook al belijd ik dat geloof niet meer, en kent het zenboeddhisme deze feestdagen niet, de symboliek is gebleven. Pasen is het feest van de wederopstanding, na een reeks van gebeurtenissen waarin verraad, veroordeling, vernedering, bespotting, marteling, wanhoop, verdriet en dood de hoofdrol speelden. Pasen is het feest dat laat zien dat zelfs in en na zoveel ellende, leven, nieuw leven, mogelijk is. Het valt samen met het begin van de lente, waarin de natuur hetzelfde laat zien. Voor mij weer zo’n mooi voorbeeld van hoe alles in ons leven tegelijkertijd gewoon is wat het is – voorjaar, de natuur komt weer tot leven – en symbolische betekenis heeft: voorjaar, Pasen, nieuw leven is altijd mogelijk.

Pasen en het voorjaar nu, hebben extra lading. Voor mij persoonlijk, omdat het in het teken staat van beginnen met zen in mijn geboortestad, onder de naam Zenleven in Alkmaar. Letterlijk en figuurlijk een nieuw leven op ‘oude grond’, zoals een vriend het noemde. Want niet alleen breng ik mijn zen-beoefening en –lesgeven tot leven op mijn geboortegrond, ook inhoudelijk komt het daar in een nieuwe vorm tot leven. Daar ben ik blij mee, én ik vind het spannend. Het is een soort ‘opnieuw uitvinden’ van mezelf als leraar, van mijn lesgeven, van hoe het vorm krijgt. Mediteren is mediteren, maar wat ik daarbij en daarover vertel – dat kan vele vormen krijgen. De oude vorm voldeed niet meer, een nieuwe begint zich aan te dienen; daar kan en ga ik in groeien en zullen er mensen zijn die daarin willen deelnemen en meegroeien? Immers, ik kan dat niet alleen. Een avontuur dus, dat ik met plezier maar ook met wat spanning aanga.

Pasen en het voorjaar nu, hebben extra lading in het licht van de corona-pandemie. Stopt de stijging van de besmettingen definitief, krijgen we weer meer lucht en kan de maatschappij weer voller tot leven komen?

Pasen en het voorjaar nu, hebben extra lading door het ontspoorde formatieproces. Kan, na alles wat er is gebeurd, een paasweekend van bezinning nieuw leven blazen in dat proces? Bezinning betekent volgens mijn oude Van Dale ‘helder besef van de bestaande toestand en verhoudingen’, en ‘het zich-bezinnen, gezette, rustige overweging’. Bezinning betekent in mijn ervaring een niet te veel nadenken; eerder een laten bezinken van wat gepasseerd is en dan rustig aanschouwen wat zich vervolgens aandient, in mezelf en in mijn omgeving, aan nieuwe gezichtspunten. Nadenken houdt teveel vast in bestaande gedachtenpatronen en hersenspinsels, en wordt te gemakkelijk calculerend: ‘als dit…., dan dat….’. Nadenken past bij rekenmeesters, bezinning bij vrijdenkers. Nadenken vraagt tijd, bezinning rust. Nadenken kan leiden tot in kringetjes ronddraaien, en daardoor tot hopeloosheid of cynisme. Bezinning kan plotsklaps een totaal nieuw inzicht en nieuwe benadering geven, en daarmee zicht op nieuwe mogelijkheden.

Zo is Zenleven in Alkmaar het gevolg van bezinning op, niet van nadenken over, de vraag: “wat wil ik nooit meer, wat mag blijven?” De ingeving die volgde was “Ik hoef niet te wachten met weer lesgeven totdat ik in Alkmaar woon, het kan ook nu al vanuit Brabant; ik moet het alleen een beetje anders aanpakken. Bijkomend voordeel: ik zie mijn familie en oudste vrienden weer wat vaker. En wie weet, komt dat huisje dan ook wel sneller op mijn pad.” Cynisme had ook kunnen volgen: “Veel succes Lilian, de woningnood is hoog en de huizenprijzen exorbitant.”

Bezinning zelf is één ding, opvolging geven aan wat zich als nieuwe mogelijkheid voordoet een ander. Dat vraagt vertrouwen. Een vertrouwen dat nergens op gebaseerd is. Want er is alleen maar mogelijkheid, geen garanties. Het brengt een avontuur, dat me doet voelen dat ik leef. Ook als het mislukt.

Cynisme belemmert dat vertrouwen. Van geld en cynisme is nog nooit iemand gelukkig geworden. Cynisme is in feite een vorm van teleurstelling, maar erger. Een vorm van pijn die niet gevoeld kan worden, van angst dat de mogelijkheid geen realiteit kan worden, of zelfs niet meer bestaat. Dat is dodelijk voor het leven.

Pasen en het voorjaar zijn het symbool van ‘wederopstanding’, van het besef van mogelijkheid. Mogelijkheid van leven, mogelijkheid die doet leven. Zelfs als het hard waait, hagelt en sneeuwt.

Leren

Een flink aantal jaren geleden zat ik op de boot van Ameland terug naar het vaste land. Samen met een paar anderen, die net als ik een week op zen retraite waren geweest. Allemaal 50+. We wisselden wat ervaringen uit, opgewekt en ook – opnieuw – verwonderd over de kracht van zo’n week stil zitten en je ademhalingen tellen. Een mens heeft toch wel wat beters te doen dan dat, zou je zeggen. Vandaar onze verwondering, omdat we allen ervoeren: nee, eigenlijk hadden we niets beters kunnen doen dan dit.  En we waren opníeuw verwonderd, omdat het voor ons allen niet bepaald de eerste keer was, en die kracht zich toch onverminderd deed voelen. Voor ieder van ons was geen enkele retraite die we hadden gedaan ooit hetzelfde geweest, ook al was het programma van zitten, lopen, zingen, eten, werken, zitten en slapen ongewijzigd gebleven in al die jaren.

Onze uitwisseling op de boot versterkte wat ik in die retraite week ten diepste had ervaren: wat ik ook leer, wat ik ook aan inzicht opdoe, wat ik ook doorleef, het is nóóit klaar. In eerste instantie had dat een beetje hopeloos gevoeld: “Houdt het dan nooit op? Het moet toch wel eens een keertje klaar zijn? Ik moet het toch ooit wel een keer weten, doorhebben, kunnen?” Wat dat ‘het’ dan ook was, want daar was geen helder beeld bij. Maar middenin dat hopeloze gevoel draaide het in één keer om: “ja maar, als het nooit klaar is, is er altijd iets nieuws te ontdekken! Ook als ik oud ben, niet veel meer kan en achter de geraniums beland….” Nu ik dik in de vijftig was begon dat beeld zich wel op te dringen, van een Lilian die wat zwak en beverig in een stoel bij het raam achter de geraniums naar buiten zat te kijken. Tot dat moment een schrikbeeld. Nu keerde het om in een vrolijk en enigszins strijdbaar: “Kom maar op met die geraniums!”.

Vanaf die week op Ameland veranderde mijn schrik van ouder worden in nieuwsgierigheid. Ze worden bij mij in de familie, zowel aan vaders- als moeders-kant, over het geheel genomen knoert-oud, dus ik ga ook voor mezelf uit van een lange levensverwachting. Toen ik tegen de zestig liep drong zich dan ook de vraag op: “OK, mijn leven zit er nu voor zo’n twee-derde op, hoe gaan die komende dertig jaar er uit zien?” Het belang van die vraag is niet dat hij direct een antwoord krijgt, maar dat hij me actief naar het leven, mijn leven doet blijven kijken. Gericht op ontdekken, niet op weten of klaar zijn.

Daarin ligt voor mij de essentie van leren. ‘Leren’ doen we in feite dag in, dag uit, vanaf het moment dat we geboren worden – en vermoedelijk al zelfs voordat we het levenslicht aanschouwen. Leren geluiden herkennen, kruipen, lopen, praten, zwemmen. Maar ook leren rekenen, waar Warmenhuizen ligt, wat H2O is. Leren liefhebben, haten, zorgen voor een ander en voor jezelf. Leren programmeren, planten determineren, wet- en regelgeving kennen en toepassen. Oftewel: leren kan cognitief zijn, gericht op kennis en weten; en ervaringsgericht – het ontwikkelen van vaardigheden, houding, inzicht. Ons leven begint met vooral ervaringsleren, immers staan en lopen leer je letterlijk en figuurlijk met vallen en opstaan. Op school krijgt het cognitief leren de nadruk, en als je daarna aan het werk gaat wordt ervaringsleren weer belangrijker. Alleen is dan door al die jaren nadruk op ‘cognitief’, op kennen en weten – dat vooral onze ratio en intellect aan het werk zet -, uit het zicht verdwenen dat er nog iets anders bestaat dan dat. Want ervaringsleren doen we met ons hele systeem: denkend, voelend, fysiek….Het denken moet dus het hoofd buigen voor het feit dat het niet de baas is. Waar dat voor een kind nog een natuurlijk gegeven is, is het voor de goed opgeleide volwassene een hele kluif. En al helemaal in de moderne kenniseconomie die wij zijn geworden; want daarin is het denken en weten op de troon geplaatst en worden inzicht en wijsheid als ‘niet meetbaar of evidence-based’ naar de marge verwezen.

Leren is een rode draad in mijn leven, en na de middelbare school zowel cognitief als ervaringsgericht. Dikwijls tegen de verdrukking en soms zelfs regelrechte minachting in; eerst uitsluitend jegens mezelf, en sinds ik zen meditatie lessen geef ook jegens anderen. Want we zitten allemaal in die maatschappelijke context die het denken en weten op de troon plaatst, dat als het ‘normale’ beschouwt. En daarom met onzekerheid of onbegrip kijkt naar alles wat het belang van denken en weten relativeert en het doen en ervaren er naast zet als even belangrijk. Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen; er zijn genoeg mensen die inzien dat een vogel niet leert vliegen omdat zijn ouders hem vertellen hoe zij dat moet doen. Misschien is het vooral moeilijk voorstelbaar als je al kúnt vliegen, hoe lastig het is en hoeveel vertrouwen het vraagt als je het vliegen nog moet leren. Voor iedereen opnieuw. En iedere keer dat je het probeert opnieuw, al is het maar omdat je hoger wilt kunnen vliegen.

Als myn geluyt sal woerden gehoort…

De titel van mijn stukje vandaag klinkt ‘oud’, misschien wel eeuwenoud. Ik kwam deze zin tegen op de rand van een perkje naast de Grote Kerk in Alkmaar. Er stond jammer genoeg geen uitgebreide toelichting bij, wel een verwijzing naar de klokkentoren en de jaartallen 1501-1857. Mogelijk is het een opschrift geweest op een van de klokken. Het is in elk geval de titel van een boekje over klokkengieten en carillons, dat uitsluitend bij de Koninklijke Bibliotheek in te zien is. Om hier iets meer over aan de weet te komen volstaat internet dus nog niet.

Maar ook zonder achtergrondinformatie raakt de zin een snaar bij me. “Gehoord worden” is belangrijk. Heel frustrerend als mensen me aanhoren, maar me niet horen. Het lijkt alsof ze luisteren, maar hun lichaamstaal verraadt desinteresse of een vaststaande mening die door mijn woorden niet zal worden beïnvloed. Nu is dat op zich natuurlijk hun goed recht, en gehoord worden betekent ook niet dat ik persé gelijk of mijn zin krijg. Gehoord worden betekent wel dat wat ik te berde breng op zijn minst wordt meegewogen, oprecht, niet als een formaliteit of een kunstje. Doen alsof valt bij mij niet echt goed in mijn Alkmaarse aarde. Liever een stevige uitwisseling van denkbeelden dan een beleefd gesprekje waar niemand wijzer van wordt. Of zo’n relativerende wijsheid, waarmee je wordt weggezet als de jandoedel die het nog niet begrijpt. Immers, in zo’n uitwisseling hoor ik tenminste hoe de ander de zaken beschouwt of beleeft. Kan en mag ik die ander horen, zoals hij of zij mij dan kan en mag horen. Want zijn, haar en mijn stem doen ertoe. Ook al is het misschien een niet zo’n vertrouwd geluid.

Onze stemmen doen ertoe, en niet alleen als een democratisch recht, zoals we dat net weer hebben mogen uitoefenen. Of mijn partij nu gewonnen of verloren heeft, wel of niet in aanmerking komt om mee te regeren, mijn stem telt mee en betuigt steun aan de mensen die er zo hard voor werken om hun stem te laten horen, en gehoord te krijgen, in het parlement. Ook al zijn ze in de minderheid, ook al is hun geluid misschien niet zo vertrouwd.

De stem van de ander doet er vooral toe omdat die me de gelegenheid geeft mijn eigen perspectief te verruimen, misschien iets nieuws te leren. Hij voorkomt dat ik vastgeroest raak in mijn eigen denkbeelden en meningen, en zo op een gegeven moment eigenlijk niet goed meer mee kan komen in een steeds veranderende wereld. En zelfs als ik het volstrekt oneens ben en blijf met de ander, dan biedt het horen van diens zienswijze me de gelegenheid om mijn zienswijze te verhelderen en scherper over het voetlicht te krijgen. Niet om mijn gelijk te halen of ruzie te maken over wat waar is, maar juist om duidelijk te blijven houden dat er niet maar één waarheid, of één juiste manier is. Ook al ben ik in de minderheid, en is mijn geluid niet zo vertrouwd.

De stem van de kerkklokken wordt door iedereen gehoord – je kunt hem niet missen. Hij vraagt aandacht, voor de tijd, een reguliere viering, of een bijzondere gebeurtenis. Zoals we bij de zen meditatie een klankschaal slaan, die de aandacht brengt naar het begin en einde van de meditatie. Zelfs als de stem van die klok of klankschaal zo vertrouwd is dat je hem nauwelijks meer hoort – dan mis je hem op het moment dat hij niet klinkt. Vrij naar het liedje van De Dijk: een mens weet pas wat ie mist als het er niet is…. De stem van de kerkklokken, van de klankschaal, draagt bij aan het meerstemmige geluid in de wereld, zoals elk individueel instrument bijdraagt aan de totale beleving van de klank van het orkest. Pas dan is er muziek. Zonder al die verschillende klankkleuren wordt de muziek doods. Zonder al die verschillende stemmen wordt het leven doods. Of een dictatuur.

Terwijl ik de vorige alinea schrijf klinkt de klopper op mijn voordeur. Er staat een, wat oudere, meneer en ik wens hem goedemorgen. Hij wenst mij goedemorgen terug en zegt: “Ik ben hier omwille van de hondenbelasting. Meneer, heeft u een hond?” Ja, ik draag geen jurk of make-up, heb kort en steil haar; en geen hoge stem. Daar kan hij het niet aan horen. Of misschien is meneer’s vergissing freudiaans en hoort hij vooral graag mannen. Wie zal het zeggen. “Nee, ik heb geen hond, en nee, ik ben geen meneer”, reageer ik, met een beetje glimlach. Hij verontschuldigt zich, oprecht, en wenst me verder een fijne dag. Ik hem ook. We hebben elkaars stem gehoord.  

Nieuw

Een paar dagen geleden was ik even bij de huisarts voor een klachtje dat niet zo veel om het lijf heeft, maar waar wel iets aan gedaan moest worden. Hij schreef me een recept voor en zei:

“Ik heb het hier in de kluis.”

Ik dacht: “Ah, dan krijg ik het dus gelijk mee, net als in oude tijden!”

Huisarts: “Dat werkt zo: ….” en zijn uitleg wees uit dat ik het niet meteen mee kreeg, maar dat er een virtuele ronde langs de apotheek gemaakt ging worden die me een code zou bezorgen waarmee ik het zelf uit de kluis kon halen, 24/7, zoals dat heet.

In mijn ogen boven mijn mondkapje zag de arts vermoedelijk iets flikkeren, want hij zei: “Niet bang zijn, het is echt heel gemakkelijk, en handig.” En vertelde dat ze wat duurzamer willen opereren en niet iedereen naar het volgende dorp heen en weer willen laten rijden (met de auto natuurlijk) om een receptje op te halen – in mijn dorp is geen apotheek. Dat juich ik toe. Ook al moest ik er wel voor terugkomen – ook een paar kilometer rijden – ik kon het nu combineren met boodschappen doen. En de onafhankelijkheid van openingstijden maakt het ook een stuk gemakkelijker.

Wat me intrigeerde was dat hij zei “Niet bang zijn”. Wat had hij gezien? Ik ben best voor een nieuwigheidje te porren, dus hoezo bang? Maar het klopte wel dat ik wat onzekerheid voelde opkomen bij zijn uitleg: waar zit die kluis, die heb ik helemaal niet gezien, hoe werkt dat dan? Nu wint mijn nieuwgierigheid naar het nieuwtje het gewoonlijk van die onzekerheid die ik ook altijd wel voel, dus ik let er nooit zo op. Dat hij het in mijn ogen zag en er wel aandacht aan gaf, was ook even ‘nieuw’. En mooi om te merken dat het mondkapje niet in de weg zat aan het opmerken van mijn non-verbale communicatie.  

Later op de dag was het moment daar om mijn medicatie uit de kluis te halen. Die zit pal naast de ingang van de praktijk. Omdat het een hypermodern geval is met een touch-screen dat volledig glad in de muur is weggewerkt, valt het nauwelijks op. Het zei netjes tegen me dat ik kon beginnen door het scherm aan te raken. En vervolgens ontstond er een ‘dialoog’ tussen mij en de kluis, via het scherm, die uitmondde in de mededeling: “Robot haalt uw order”. Op dat moment werd het voor mij echt humoristisch: ik kreeg een visioen van een klein robotje dat naar achteren schuifelde om mijn bestelling uit het schap te halen. Er klonk warempel ook wat zacht geruis en gerommel uit het apparaat, wat mijn beeld alleen maar versterkte. Na een klein plofje liet de kluis me weten dat ik de klep open mocht duwen om mijn bestelling te pakken, en werd ik vriendelijk bedankt. Ik bedankte nog vriendelijk terug, maar toen stond de kluis al weer klaar voor de volgende klant.

Dit eenvoudige voorval deed me, opnieuw, beseffen hoe ongelooflijk veel er in mijn leven veranderd is door de opkomst van de digitale technologie. In mijn jeugd kreeg je je recept direct van de huisarts, of haalde je het in zo’n merkwaardig ruikende, meestal in bruin hout aangeklede zaak, waar het soms ook nog ter plekke samengesteld werd. De gemiddelde mens kon toen niet eens dromen hoe het er nu uit zou zien; dat een huisarts in een Brabants plattelandsdorpje je zou verwijzen naar zijn uit duurzaamheidsoverwegingen geïnstalleerde digitale kluis. Dat mijn brein deze, en al die andere digitale vernieuwingen tot nu toe steeds heeft weten absorberen vind ik een groot wonder. Er is, ondanks de met de nieuwigheid gepaarde gaande onzekerheid, nooit kortsluiting ontstaan.  En dat geldt voor velen met mij, ook voor nóg ouderen. Ik heb ooms en tantes van dik in de tachtig die vrolijk computeren en whatsappen. Zelfs mijn oudtante van honderd heeft een mobiele telefoon.

Vanzelfsprekend is dat niet. En geen wonder: nieuwigheden verstoren mijn vertrouwde routine. Ik moet ineens weer opletten. Ik weet ineens niet meer hoe het moet, kan weer fouten maken. Als je, zoals ik, niet van de Pippi Langkous-soort bent – “ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk wel dat ik het kan” – roept dat minimaal onzekerheid op. Het vraagt dan voldoende nieuwsgierigheid om die onzekerheid te overwinnen en het toch aan te gaan.

Maar er is nog iets waar de digitale kluis me weer bij doet stilstaan: het diepgevoelde besef, dankzij mijn zen beoefening, dat élk moment totaal nieuw is. Het is volstrekt onmogelijk om in dit moment te voorspellen wat er het volgende moment zal gebeuren. Iedereen die wel eens slecht of goed nieuws heeft ontvangen weet precies wat ik bedoel: het ene moment is je leven zus, het volgende moment staat het op zijn kop. Dat lijken uitzonderingen, maar eigenlijk is het in elk moment aanwezig. Dat het allemaal hetzelfde en gladjes lijkt te verlopen is meer het gevolg van hoe we ernaar leren kijken. En het kan voldoen. Maar er slipt ook iets uit. Want als elk moment weer nieuw is, is de wereld een wonder. Als ik elk moment als nieuw kan beleven, dan sprankelt het leven zoals de natuur na een zachte lenteregen.

Natuurlijke eenvoud

Als ik terugloop van de kapper vanochtend, kom ik langs een weiland waarin een kudde schapen staat. Op de heenweg lagen ze allemaal nog te slapen, nu lopen ze te grazen. De eerste die ik zie is het zwarte schaap. Natuurlijk. Die valt het meeste op met zijn donkere vacht die ook nu mooi oogt; de rest ziet er wat vaalgrijs en onopvallend uit in het grauwige licht van deze ochtend. De tweede die ik zie is het enige schaap dat nog ligt. Ik check even of hij nog leeft, en ja hoor, hij ligt op zijn of haar dooie gemakje te kauwen. Gerustgesteld loop ik door, met een vleugje afgunst over de onbegrensde onverstoorbaarheid waarmee schaap daar ligt.

Bij de kapper stond de radio aan en ging het in het nieuws over het kort geding dat vandaag dient om de winkels weer open te laten gaan. En over de persconferentie vanavond. De kapster zelf is blij dat ze eindelijk weer mag werken, al voelt ze het wel goed in haar benen en voeten dat ze een paar maanden ‘stil’ heeft gezeten. Op Facebook gisteravond kwam er een post langs over de gedeeltelijke opening van de scholen, met een reeks reacties die het hele spectrum positief-negatief, beheerst-onbeheerst, begrip-onbegrip, enzovoorts, omvatte. Ik luister en lees, hoor en zie hoe grenzen bereikt én mogelijkheden gezien worden. Zoals altijd is het lijden niet een objectief gegeven dat voor iedereen in dezelfde mate geldt. Maar een persoonlijke kwestie, waarin de positieve beleving van de een de negatieve van de ander niet kan verlichten. Integendeel zelfs, lijkt het wel.

Terwijl dit door mijn hoofd gaat kijk ik op en zie ik, in dezelfde oogopslag, de tulpen in de vaas die mijn ouders bij hun huwelijk kregen en het oude houten beeld van Kwan Yin dat voorheen in de zendo stond en nu in mijn huiskamer. Kwan Yin is een vrouwelijke figuur die symbool staat voor mededogen. Volgens de traditie hoort zij alle noodkreten in de wereld en verlicht zij het lijden. Nu ik dit zo opschrijf realiseer ik me weer dat mijn lijden inderdaad wordt verlicht als mijn noodkreet daadwerkelijk wordt gehoord. Veel meer is dikwijls niet nodig want het stille luisteren naar mijn pijn is al de erkenning ervan, en met de erkenning ervan is er al verlichting.

Dat stille luisteren vind ik ook terug in de natuur. In de tulpen in mijn moeder’s vaas, in de lindebomen voor mijn huis, in het ven in het bos. Dat is natuurlijk niet het luisteren zoals wij mensen dat meestal doen. Het is meer een stille, volledige, ongestoorde en onverstoorbare aanwezigheid waarin mijn aanwezigheid ook volledig kan zijn. Als ik kijk naar de boom, naar het ven, is er niets dat op mij reageert, mij begrenst of beoordeelt. De natuur trekt zich in feite niets van mij aan. Ik moet denken aan de tijd, zeker 15 jaar geleden, dat ik zo ontzettend boos was, al wekenlang, dat ik het gevoel kreeg iets te moeten doen om er niet ziek van te worden. Op een ochtend ging ik naar de Kampina en liep naar een afgelegen plek bij een van de vennen. Daar heb ik het uitgeschreeuwd, zo hard en lang als ik maar kon. Er dreven allerlei watervogels op het ven, ergens liep een kudde koeien. Ik verwachtte dat de vogels verschrikt zouden opvliegen, de kudde het op een lopen zou zetten. Niets van dat al. Hoe hard ik ook schreeuwde, alles bleef onverstoorbaar zijn gang gaan. Mijn schreeuwen eindigde in een schaterlach – de natuur en haar gebrek aan reactie liet me ervaren dat mijn pijn er net zo volledig kon zijn als alle andere zaken in de natuur; maar dat zij ook niet belangrijker was dan al die andere zaken in het grotere geheel waarin wij leven. En dat liet ze door haar onverstoorbaarheid effectiever voelen dan welk mens ook ooit had kunnen doen. Want er was alleen onverstoorbaarheid, geen mening, geen troostende woorden, geen non-verbale reactie die een oordeel verraadt. Ik ging een stuk lichter naar huis, mijn boosheid verdwenen. Niet door mijn geschreeuw, maar door de spiegel die de natuur mij in alle eenvoud van haar stille aanwezigheid voorhield.

Vandaag dient het kort geding. Vanavond is er weer een persconferentie. Mijn corona-coupe is verdwenen. De tulpen op mijn tafel staan koninklijk te bloeien. Kwan Yin kijkt mij aan, in haar stille luisteren. Buiten hipt een roodborstje rond. Onverstoorbaar. In het grijs van de lucht breekt het licht door.