Een flink aantal jaren geleden zat ik op de boot van Ameland terug naar het vaste land. Samen met een paar anderen, die net als ik een week op zen retraite waren geweest. Allemaal 50+. We wisselden wat ervaringen uit, opgewekt en ook – opnieuw – verwonderd over de kracht van zo’n week stil zitten en je ademhalingen tellen. Een mens heeft toch wel wat beters te doen dan dat, zou je zeggen. Vandaar onze verwondering, omdat we allen ervoeren: nee, eigenlijk hadden we niets beters kunnen doen dan dit. En we waren opníeuw verwonderd, omdat het voor ons allen niet bepaald de eerste keer was, en die kracht zich toch onverminderd deed voelen. Voor ieder van ons was geen enkele retraite die we hadden gedaan ooit hetzelfde geweest, ook al was het programma van zitten, lopen, zingen, eten, werken, zitten en slapen ongewijzigd gebleven in al die jaren.
Onze uitwisseling op de boot versterkte wat ik in die retraite week ten diepste had ervaren: wat ik ook leer, wat ik ook aan inzicht opdoe, wat ik ook doorleef, het is nóóit klaar. In eerste instantie had dat een beetje hopeloos gevoeld: “Houdt het dan nooit op? Het moet toch wel eens een keertje klaar zijn? Ik moet het toch ooit wel een keer weten, doorhebben, kunnen?” Wat dat ‘het’ dan ook was, want daar was geen helder beeld bij. Maar middenin dat hopeloze gevoel draaide het in één keer om: “ja maar, als het nooit klaar is, is er altijd iets nieuws te ontdekken! Ook als ik oud ben, niet veel meer kan en achter de geraniums beland….” Nu ik dik in de vijftig was begon dat beeld zich wel op te dringen, van een Lilian die wat zwak en beverig in een stoel bij het raam achter de geraniums naar buiten zat te kijken. Tot dat moment een schrikbeeld. Nu keerde het om in een vrolijk en enigszins strijdbaar: “Kom maar op met die geraniums!”.
Vanaf die week op Ameland veranderde mijn schrik van ouder worden in nieuwsgierigheid. Ze worden bij mij in de familie, zowel aan vaders- als moeders-kant, over het geheel genomen knoert-oud, dus ik ga ook voor mezelf uit van een lange levensverwachting. Toen ik tegen de zestig liep drong zich dan ook de vraag op: “OK, mijn leven zit er nu voor zo’n twee-derde op, hoe gaan die komende dertig jaar er uit zien?” Het belang van die vraag is niet dat hij direct een antwoord krijgt, maar dat hij me actief naar het leven, mijn leven doet blijven kijken. Gericht op ontdekken, niet op weten of klaar zijn.
Daarin ligt voor mij de essentie van leren. ‘Leren’ doen we in feite dag in, dag uit, vanaf het moment dat we geboren worden – en vermoedelijk al zelfs voordat we het levenslicht aanschouwen. Leren geluiden herkennen, kruipen, lopen, praten, zwemmen. Maar ook leren rekenen, waar Warmenhuizen ligt, wat H2O is. Leren liefhebben, haten, zorgen voor een ander en voor jezelf. Leren programmeren, planten determineren, wet- en regelgeving kennen en toepassen. Oftewel: leren kan cognitief zijn, gericht op kennis en weten; en ervaringsgericht – het ontwikkelen van vaardigheden, houding, inzicht. Ons leven begint met vooral ervaringsleren, immers staan en lopen leer je letterlijk en figuurlijk met vallen en opstaan. Op school krijgt het cognitief leren de nadruk, en als je daarna aan het werk gaat wordt ervaringsleren weer belangrijker. Alleen is dan door al die jaren nadruk op ‘cognitief’, op kennen en weten – dat vooral onze ratio en intellect aan het werk zet -, uit het zicht verdwenen dat er nog iets anders bestaat dan dat. Want ervaringsleren doen we met ons hele systeem: denkend, voelend, fysiek….Het denken moet dus het hoofd buigen voor het feit dat het niet de baas is. Waar dat voor een kind nog een natuurlijk gegeven is, is het voor de goed opgeleide volwassene een hele kluif. En al helemaal in de moderne kenniseconomie die wij zijn geworden; want daarin is het denken en weten op de troon geplaatst en worden inzicht en wijsheid als ‘niet meetbaar of evidence-based’ naar de marge verwezen.
Leren is een rode draad in mijn leven, en na de middelbare school zowel cognitief als ervaringsgericht. Dikwijls tegen de verdrukking en soms zelfs regelrechte minachting in; eerst uitsluitend jegens mezelf, en sinds ik zen meditatie lessen geef ook jegens anderen. Want we zitten allemaal in die maatschappelijke context die het denken en weten op de troon plaatst, dat als het ‘normale’ beschouwt. En daarom met onzekerheid of onbegrip kijkt naar alles wat het belang van denken en weten relativeert en het doen en ervaren er naast zet als even belangrijk. Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen; er zijn genoeg mensen die inzien dat een vogel niet leert vliegen omdat zijn ouders hem vertellen hoe zij dat moet doen. Misschien is het vooral moeilijk voorstelbaar als je al kúnt vliegen, hoe lastig het is en hoeveel vertrouwen het vraagt als je het vliegen nog moet leren. Voor iedereen opnieuw. En iedere keer dat je het probeert opnieuw, al is het maar omdat je hoger wilt kunnen vliegen.