1995
Na een dag zwerven door Kamakura kom ik tegen het einde van de middag bij Engaku-ji. De naam zegt me niets, maar als ik de poort door loop voel ik me direct opgenomen in een ongekende stilte. Ik lijk aanwezigheid van mensen te voelen, maar zie of hoor niemand. De stilte is niet die van ‘geen geluid’. Ze is dieper, als het ware bewegingloos.
Een half uur verkeer ik hier. De ervaring blijft me de rest van mijn leven bij.
Vijfentwintig jaar later weet ik dat Engaku-ji een van de belangrijkste Rinzai-zenkloosters in Japan is. Gesticht in 1282. Hier heeft ook de grote Daisetz Suzuki geleefd.
Wat ik had gevoeld was 800 jaar zazen. Ik was in een moment de eeuwigheid ingestapt.
2016
Voor het eerst sinds mijn jeugd ben ik weer met vakantie aan zee, in Petten, het dorp van mijn voormoeders. Petten is minstens 1250 jaar oud. Al meer dan 600 jaar moeten dijken het beschermen. Een schier onmogelijke opgave: het dorp beleeft inmiddels zijn vierde manifestatie. De eerdere drie werden door de zee en de duitse bezetter vernietigd. Het dorp is nog steeds de rust en eenvoud zelve.
Het is een warme dag in mei. Na een bad in het koude zeewater zit ik op het uitgestrekte en bijna verlaten strand. Mediterend op een aangespoelde boomstronk, in een decor van brekende golven, de schreeuw van een meeuw, flarden wind en gedachten aan mijn voorouders. Waar zand, zee en lucht in elkaar overgaan is niet te onderscheiden.
Dan wijkt de tijd. Eeuwenlang hebben hier mensen naar de einder getuurd, de wind in het gezicht, de eindeloze beweging van de zee gadegeslagen. Mannen weg op zee, vrouwen wachtend op het strand. Al die eeuwen, al dat varen en wachten in die uitgestrekte ruimte, ballen samen. De eeuwigheid neemt in een moment bezit van mij.
2019
Vanaf mijn kussentje heb ik, door de laaggeplaatste ramen in de zendo, het directe zicht op de han. Roerloos hangt hij onder het afdakje dat op een paal getimmerd is, het slaghout schuinsweg in de touwen gestoken. Zijn hout steekt donker af tegen de ochtendmist. Nog is alles stil, de enige beweging die van de adem. Hoeveel ademingen nog voordat de monnik bijna geruisloos opstaat en even later als zwart silhouet zichtbaar wordt bij de han, om met zijn slagen twintig mensen weer terug te zetten in tijd en ruimte?
Nu
Het is maandagochtend. Een markering in tijd, die in mijn nieuwe, werkloze leven geen betekenis heeft. Al na twee weken begint de relativiteit van tijd zich te doen voelen. Ervaar ik eerder een soort ritme dat zich ontvouwt tussen zonsopgang en zonsondergang, met kleine variaties naar gelang dat, wat wij ‘dag’ noemen, vraagt. Mijn leven als muziekstuk, waarin het winterkoninkje, dat tussen de twee stenen musjes bij het boeddhabeeldje landt, net zo’n belangrijk akkoord vormt als de geur van de versgezette koffie en mijn typen van dit blog. Waarin alles hier in mijn woonkamer, in mijn voortuin, en het land daar voorbij, net als mijn herinneringen, zachtjes weerklinkt in de eindeloze, stille ruimte van mijn geest. Het is er goed toeven.
Mooi Lilian, dankjewel.
Als wandelen is dit
zonder een richting te nemen
want je bent
want overal ben je al waar je wezen moet
zelfs naar huis hoef je niet
je bent al thuis
_/\_
Mooi Lilian, al weet ik niet wat een han is. Ik ga het zo even opzoeken. Wat ik wel herken is het betekenisloze gevoel van een werkeloze dag, ik heb er vrede mee.
Groetjes
Een han is een houten blok waarop een ritme geslagen wordt, in het klooster, aan het begin en einde van de dag, om je te herinneren aan – in mijn woorden – het belang van de beoefening: geen tijd te verliezen of te verspillen, wijd je met hart en ziel aan je leven/oefening.
Mooi
Ongekend mooie tekst. Ik zal deze eerst heel vaak lezen en in me opnemen.
Maar ook het woord wat Cuong Lu gebruikte, klinkt nu in me met jouw verschijning voor me: een stilteling.
Zo bedankt voor wat je deelt.
Het raakt me diep.