Mijmering

Net terug van een weekend met veel stilte en natuur is het nogal omschakelen naar ‘het gewone leven’. Met nadruk tussen aanhalingstekens. Want het leven in het weekend was natuurlijk niet fundamenteel anders; alleen mijn aandacht was anders gericht.

‘Buiten is het maandag’. Deze titel van een roman van Bernlef beschrijft goed hoe het van binnen voelt voor me op deze maandagochtend. Alsof ik nog niet helemaal geland ben in deze dag.

Maandag is voor velen, inclusief mezelf, ‘start van de werkweek-dag’. Vroeger was het voor vrouwen standaard ‘wasdag’. Dat zit er bij mij kennelijk nog wel in, want op het moment staat de wasmachine te draaien. Gelukkig doet de machine het, geen handwerk meer; kan ik me wijden aan andere zaken. Zoals dit blog, want sinds enige tijd is maandag ‘blog-dag’.

De uitdaging is telkens weer: heb ik een onderwerp? Meestal wel, en besteed ik de meeste tijd aan het zoeken van een foto. Vandaag is het omgekeerd. Ik heb nog geen idee waarover ik ga schrijven als ik ervoor ga zitten. Maar ik heb wel een foto. Die heb ik vorige week tijdens een wandeling met een coachee gemaakt. Van een kastanjeboomtak. Die hing daar zo mooi op ooghoogte te pronken met nieuwe kastanjes in de maak. De tak kwam voort uit een indrukwekkende, grote hoofdtak die zich bijna majestueus naar het licht had toegewend. Alsof ze wilde zeggen: ‘Kijk eens, hoe mooi dit allemaal is!’ Meestal hangen kastanjetakken niet zo laag. Bij deze prikten de kastanjes bijna in je neus. Je kon er niet omheen.

Ze zitten nog in hun schil. Ik weet dat die een kastanje omhult, maar het is nu nog niet meer dan een belofte. Een belofte die schuilgaat in die schil, van binnen blank en zacht, van buiten vol stekels. Nee, ik ga het niet hebben over ruwe bolster, blanke pit. Dat is niet de associatie die bij me op kwam.

Voor mij is het alsof die stekelige schil de nieuwe kastanje beschermt, tijdens zijn groeiproces. Ongehinderd kan hij uitgroeien tot volwaardige kastanje. Die stekelige schil belooft als het ware: heb geduld, hier groeit iets moois maar het is nog te vroeg om het te tonen, om het bloot te stellen aan de elementen. Maar het zal niet lang duren voordat die belofte werkelijkheid wordt. Dan kom ik los van deze tak, die het groeiproces voedt. Dan val ik op de grond en barst ik open. En dan kun je zien wat zich nu aan het vormen is. Dan mag je het oppakken, het in je hand nemen, voelen hoe zacht en glad en stevig het is, die kastanje die nu nog in mij verborgen is. Dan mag je hem met je meedragen, in je jaszak, waar je hem telkens weer even kunt voelen in je hand, kunt wrijven zodat hij mooi blijft glanzen.

Maar laat ons nu nog aan de boom hangen. Om jou, en alle vogels en insecten, te helpen ons te laten, heb ik mijn stekels. Zodat er niet te vroeg wordt ingegrepen. De natuur weet wanneer de tijd rijp is, en dan geeft ze de rijkdom vanzelf af. Zowel de schil als de warm glanzende kastanje. Want in het vallen en openbreken van de schil toont zich niet alleen de kastanje, maar ook de zachte blanke binnenkant die de groeiende kastanje beschutting, voeding en glans heeft geboden. Zonder schil geen kastanje. Zonder kastanje geen schil.

Ik vind het wel een mooi symbool voor persoonlijke groei. Die van mezelf, die van anderen. Nieuwe talenten die in ons naar boven komen hebben beschutting en voeding nodig om tot ontwikkeling te komen. Die veiligheid betekent ‘buiten houden’ van wat de groei kan hinderen of schaden. Zoals ongeduld, overvragen, nieuwsgierigheid. Wanneer de tijd rijp is kan het talent ‘naar buiten komen’. Wanneer dat is voel je zelf meestal heel goed aan. Als ik twijfel is de tijd nog niet rijp.

Maar komt het er uit, dan kan het verder gaan. Als je schil en kastanje op de grond laat liggen, voedt de schil de grond, en groeit er uit de kastanje een nieuwe boom. Wat een belofte!

Leven met een vraag

Tijdens mijn vakantie kreeg ik opnieuw een vraag naar aanleiding van dit blog. Deze was eigenlijk het spiegelbeeld van de vraag naar een definitie, waar ik de laatste keer over schreef. “Eenvoud, is dat niet wat je lééft? Wat zich toont in wat je doet, hoe je leeft? Waarom zou je er dan over schrijven?”

Dat is een goede vraag. Inderdaad draait het wat mij betreft bij eenvoud om hoe je leeft. Dat kan zich in van alles uiten: hoe je je gedraagt, wat je doet, zegt, eet, draagt, in je huis neerzet. Hoe dat er dan uitziet kan iedereen voor zichzelf invullen. Dus ja, waarom erover schrijven? Maak je het dan juist niet weer ingewikkeld?

Het is een vraag waar ik niet direct een antwoord op kan geven. Dat zijn de beste. Je moet er op kauwen, ermee rondlopen, hij blijft in je achterhoofd meespelen bij wat je doet en leest, in gesprekken die je met anderen hebt. Geleidelijk beginnen er dan gedachten op te komen, mogelijke antwoorden. Dat hele proces maakt je wijzer, en het antwoord dat je misschien uiteindelijk geeft wordt er rijker van, doorleefder.

Kauwende op deze vraag realiseer ik me dat hij aan hetzelfde raakt als wat ik beleef in zenles geven. Bij de zenbeoefening gaat het om de eigen, directe ervaring van de meditatie en de inwerking daarvan op je leven. Om openheid van geest en bevrijding van alles dat die openheid belemmert. Over het leren herkennen van wat er allemaal belemmerend of bevrijdend kan werken. Vooral dat laatste kan een hele klus zijn, omdat je lang niet altijd herkent wat je belemmert of bevrijdt; en wat je niet herkent bestaat meestal niet voor je. Dus wat valt er dan te bevrijden?

Ook in het lesgeven voel ik me regelmatig geconfronteerd met de vraag: waarom erover praten of schrijven? Ga maar gewoon zitten en ga het zelf maar ervaren. Ik kan het toch niet echt uitleggen. Ik kan er alleen maar, zo goed en zo kwaad als ik kan, naar verwijzen. Pas als je het zelf gaat ervaren, ga je beseffen wat ik bedoel.

Maar ja, als je er niet in ieder geval een beetje over hoort, iets geschetst krijgt van wat er mogelijk is, herken je dan wat je ervaart? Blijf je dan nieuwsgierig, toegewijd aan je oefening? Het zijn niet de minste leraren die erop wijzen dat niemand het redt zonder de aansporing en stimulans van leraren en mede-beoefenaars. Dat is ook mijn eigen ervaring. Dus ook al leer je het niet door erover te horen, of te lezen, het is de vraag wat je leert zónder erover te horen of te lezen. Een mooie paradox.

Naar mijn gevoel werkt het net zo met eenvoud. Als je, in alle complexiteit van ons moderne bestaan, meer eenvoud zoekt in je leven, wat is dat dan? Hoe doe je dat? De kans is groot dat je naar voorbeelden op zoek gaat. Lezen, filmpjes op YouTube bekijken, er met je vrienden over praten. Op de een of andere manier zal wat je erover hoort, of leest, mee gaan werken in hoe je eenvoud in je leven brengt.

Ik heb meerdere mensen gecoacht die het lastig vonden om in de veelheid van mogelijkheden die hun leven en werk hen bood, hun weg te vinden. Het waren intelligente mensen, die zich er van bewust waren dat de ene keuze niet principieel beter was dan de andere. Omdat het daardoor voor hen complex bleef, kwamen ze steeds vast te zitten. Een eenduidige oplossing voor al die verschillende keuze-situaties was er natuurlijk niet, maar ze zochten wel naar meer eenvoud. Die vonden ze door te leren zichzelf in dat soort situaties steeds de vraag te stellen: “wat is eenvoud nu?” Het effect op hun gemoedsrust was indrukwekkend. Het leven werd er niet minder complex van, maar in hun beleving ervan ervoeren ze meer eenvoud.

Dat vind ik mooi van schrijven over eenvoud: zo’n ervaring te kunnen beschrijven. Hoe eenvoudig het is om meer eenvoud in je leven te ervaren door jezelf telkens een simpele vraag te stellen. Dat het dus niet een kwestie is van eens en voor al weten wat eenvoud is, maar het in iedere nieuwe situatie opnieuw te zien ontstaan, opnieuw vorm te geven. Dankzij het leren leven met zo’n vraag.

Dat vind ik mooi van schrijven over eenvoud: dat ik telkens nieuwe vragen krijg die me weer méér doen stilstaan bij dit onderwerp, waardoor het steeds meer kleur en diepte krijgt.

Wat is eenvoud?

Sinds ik dit blog begonnen ben krijg ik af en toe de vraag: wat betekent eenvoud nu eigenlijk voor jou? Welke definitie hanteer je?

De vraag is logisch. In onze westerse manier van doen is dat vaak hoe we het benaderen: we willen graag weten hoe het zit, stellen vragen en willen daar een antwoord op. Liefst ook een eenduidig antwoord. Dat begint al vroeg: ‘Papa, wat is dat?’ ‘Mama, waarom is dat zo?’ Een kind kan meer vragen stellen dan een wijze kan beantwoorden luidt het gezegde, en dat herken ik ook van mezelf. Mijn moeder kon horendol worden van het gevraag van mij en mijn zus. Ook ik leerde die gewoonte verder aan, toen ik naar school ging, ging studeren, ging werken. Vragen stellen is goed, antwoorden krijgen nog beter, want dan wist je het. Of je kon het ermee eens zijn, of niet. In dat laatste geval kon je in discussie, of dialoog. Je voegde zo kennis toe; en soms zelfs wat wijsheid.  

Dat werkt naar tevredenheid, tot je ontdekt dat antwoorden vaak niet zo eenduidig zijn. Dat meerdere antwoorden mogelijk blijken. Dat ze je niet verder helpen. Dat is niet te voorkomen; dat gebeurt gewoon als je door blijft leven. En het wordt zeker onhoudbaar als je gaat mediteren, zoals ik. Dat was wel spannend, want ik houd van duidelijkheid. Maar het bleek ook een ‘blessing in disguise’, omdat het me leerde verkeren met de veelheid aan mogelijke antwoorden die het leven zo rijk en waardevol maakt. Een antwoord hoefde niet meer eenduidig te zijn, om mijn gevoel van onzekerheid op te heffen. Het mocht me inspireren om zelf verder te kijken, te voelen, te ontdekken. Nu voel ik me senang bij de erkenning dat veel, zo niet alle, vragen nooit een eindig antwoord zullen kennen. Bij het besef dat dat misschien wel het mooiste is om te ‘weten’: dat we het nooit ècht zullen weten.

In die geest ben ik ook dit blog over Eenvoud begonnen. Niet om het te definiëren en vanuit die definitie erover te schrijven, om de lezers er iets over te vertellen. Zoals de boekjes die ik erover las deden. Dat is een manier, maar het is niet de mijne. Althans, niet met dit onderwerp en dit blog. Ik heb er wel inleidingen over gegeven in zen-weekends en –dagen. Toen heb ik voor de grap ook de betekenis gegeven die in mijn oude Van Dale als eerste genoemd stond: “de hoedanigheid van weinig samengesteld, niet ingewikkeld te zijn”.

Het leverde veel hilariteit en weinig inzicht op. Zelfs geen wens om het te exploreren. Er stonden uiteraard ook nog meer omschrijvingen genoemd, maar ook dat blijven woorden: ongekunsteldheid, afwezigheid van praal, argeloosheid. Die woorden geven ons een idee, daar gaan we dan over nadenken, we worden misschien uitgedaagd om onze eigen definitie van eenvoud te verzinnen; en dan weten we hoe het zit. Volgende onderwerp.

Maar heb je dan eenvoud ervaren?

Als ik in mijn verkenning van eenvoud tot dusver iets heb geleerd, dan is het dat je eenvoud niet kunt denken. Dan blijft het een woord van twee lettergrepen.

Je kunt eenvoud wel ervaren. Zoals de deelnemer aan dat zen-weekend over eenvoud, toen ze na afloop thuis op mijn suggestie alle posters, kaarten, foto’s en zo meer van de deur verwijderde; en ervoer hoe rustig het daardoor werd in haar hoofd. Hoe eenvoudig. Of in dat eenvoudige zinnetje over de honden van USAR in Beiroet – dat in één klap, méér dan ál het andere, de verlammende daadkrachtloosheid duidelijk maakt waardoor 2750 ton hoogexplosief materiaal 6 jaar in een loods kon blijven liggen.

Eenvoud toont zich, in je ervaring. Eenvoud toont zich, in je denken. En daarmee in wat je zegt, doet, schrijft. Of misschien wel meer: in hóe je zegt, doet, schrijft. Soms is het er, soms niet. Het gaat er voor mij om te (leren) herkennen wanneer het er is. Dat is meestal als ik er niet te hard over nadenk.

De Libanon

Temidden van alle coronanieuws, aankondigingen van een hittegolf en hoe je daarin te gedragen komt het nieuws binnen van een ontploffing in de haven van Beiroet. Ik volg de liveblog van de NOS en al scrollend, lezend en kijkend dringt weer diep het besef door van de absurditeit van de werkelijkheid. Wat de meeste indruk maakt:

De amateur-filmpjes gemaakt met mobiele telefoons. Ze laten zien hoe onverwacht de ramp zich voltrekt. Het begint met beelden van de grote brand en rookwolken, op zich al angstaanjagend. Dan is er die voor mij onhoorbare klap. En de enorme schokgolf die letterlijk zichtbaar is, vermoedelijk door de hitte, rook en het stof die hij wegblaast in een perfecte cirkel. Je ziet het maar even, dan tollen alle beelden in de rondte omdat de mensen die de telefoons vasthouden door de schokgolf worden getroffen. Zijn ze gewond?

Er is 2750 ton ammoniumnitraat ontploft. Dat ambtelijk-precieze getal moet iets suggereren over de omvang van de ramp, maar blijft een abstract feit in die weggevaagde haven. Er staat nog iets overeind, maar wat het is kan ik nog steeds niet onderscheiden. Het ziet er uit als een rotsblok. Het wordt een iconisch beeld, net als het omvergeblazen cruiseschip.

De tranen van de gouverneur en de ontzetting van de burgemeester, terwijl al snel blijkt dat bij iedereen bekend was dat dit pakket hoogexplosief materiaal sinds 2014 in de haven lag opgeslagen, en er ondanks alle afgegeven waarschuwingen niets mee is gedaan. Ja, om zoveel nalatigheid moet je wel huilen en ontzet zijn, zelfs – of misschien wel juist – als je er mede-verantwoordelijk voor bent.

De spontaan door Israël aangeboden hulp. Mededogen bestaat dus nog in deze door ‘oog-om-oog, tand-om-tand’ verscheurde regio.

“De schuldigen zullen gestraft worden”. Maar wie is niet schuldig, en wie zal dan wie straffen? Zal het zoeken naar ‘de schuldigen’ de verantwoordelijken en nalatigen ongemoeid laten?

De vrouw die met haar dochter op straat loopt en tegen de politici en bestuurders roept: “Ga wég, ga gewoon wég, we doen het zelf wel.” Hoe wanhopig kun je worden?

Terwijl haar dochter, ondanks haar  moeder’s aandrang, de Libanon niet wil verlaten, want “Nee mama, er is hoop.”

De galgen die in elkaar getimmerd en opgericht worden, voor alle politici en bestuurders die het land in een corrupte greep van niet-handelen houden. Het blijft toch hopelijk bij een symbool?

En dan, ergens, dat zinnetje. In de stad waar de noodtoestand is uitgeroepen; in al deze ravage, woede en wanhoop; temidden van alle doden, duizenden gewonden en nog steeds vele vermisten; tussen alle pogingen om gewonden te redden, dakloos geworden mensen onderdak te verschaffen en vermisten op te sporen; dit allemaal omdat er een pakket hoogexplosief materiaal, dat al zes jaar willens en wetens in een havenloods lag opgeslagen, ten langen leste is ontploft:

dat zinnetje dat zegt dat het Nederlandse Search en Rescue team donderdagochtend, anderhalve dag na de explosie, niet meteen met hun hondenteams aan het werk kan. Omdat de honden niet mee mogen in de bus, vanwege lokale veiligheidsmaatregelen.

Voor zulke verpletterende absurditeit buig ik mijn hoofd. En ik wil er eenvoudigweg van getuigen. Omwille van die Libanese moeder, haar dochter, en al die andere wanhopigen, gewonden en doden.

Niet-denken

Wanneer ik vanochtend achter mijn laptop schuif om dit stukje voor het blog te schrijven, weet ik nog niet wat ik ga schrijven. Maar als ik iets heb geleerd over schrijven dan is het dat ik er vooral niet te hard over moet gaan nadenken.

Voordat ik met dit blog begon deed ik al maandenlang elke ochtend, na mijn zitmeditatie, een schrijfsessie. Het was een tip in een boekje over schrijven en schrijvers. Een grote valkuil bij schrijven is dat je gaat zitten wachten op inspiratie, stond er in het boekje. Dat herkende ik. Maar inspiratie vormt maar een deel van het schrijfproces; schrijven moet ook een routine worden. En een routine ontwikkel je door iets gewoon langere tijd achter elkaar elke dag te doen. Je moet het oefenen, net als het spelen van gitaar, tennis of mediteren. Ook dat herkende ik allemaal.

Omdat ik graag wilde schrijven was het niet zo moeilijk om de tip op te volgen. Ik zette me elke ochtend achter de secretaire die al jaren in mijn kamer stond, vrijwel ongebruikt. Dat was ook een tip: zoek een goede schrijfplek. Die stond dus al klaar.

Ik besloot ook om gewoon met pen en papier te gaan schrijven. De ouderwetse fysieke handeling van een pen die over het papier beweegt geeft een heel ander gevoel dan typen op een toetsenbord. Het zet iets anders in beweging in me. Dat had ik, om te leren schrijven als routine, kennelijk weer nodig.

Net als vanochtend wist ik dikwijls niet wat ik zou gaan schrijven als ik achter mijn bureautje ging zitten. Maar de routine vroeg om te gaan schrijven. Nadenken hielp niet, dan kwam er alleen maar iets gekunstelds uit, of niets. Dus leerde ik om mijn pen op papier te zetten en te beginnen. Desnoods met de zin ‘ik weet niet wat ik ga schrijven’. En wonderlijk genoeg begon er dan vanzelf iets los te komen. Alsof de fysieke beweging van de pen op papier ook het mentale proces van schrijven op gang bracht. En vaak verraste ik mezelf met wat er dan allemaal uit die pen rolde.

Ook dat verschijnsel herkende ik eigenlijk wel, uit andere situaties. Niet nadenken over wat ik vandaag als eerste ga doen, maar gewoon dat gaan doen wat zich als eerste blijkt aan te dienen – want meestal plopt er vanzelf wel iets naar boven. Niet van te voren diep nadenken over een moeilijk gesprek, maar er open in gaan en kijken hoe het loopt. Varen op intuïtie dus, in plaats van koersen op controle. Het niet allemaal van te voren al hoeven weten, maar vertrouwen op wat in feite een dieper weten is. Want het zit er allemaal wel, en als het niet gehinderd wordt door al te veel nadenken dan komt het vanzelf naar boven als je het nodig hebt.

Dat het zo werkt moest ik herontdekken voor het schrijven. Daar hielpen die dagelijkse schrijfsessies bij. Allemaal geen hogere wiskunde. Maar doe het maar eens. Want dat denken werpt toch maar al te vaak van alles aan barrières op.

Al doende begon ik ook steeds meer te zien dat ik, als het om eenvoud gaat, daar niet zozeer over hoef na te denken en te schrijven; maar dat het misschien wel veel meer gaat om vanuit eenvoud te schrijven. Want dan toont het zich. Zoals vandaag, met dit stukje.

Rondje

Sinds enige tijd loop ik bijna dagelijks een rondje in de natuur. Elke keer hetzelfde rondje. Vanochtend liep ik er weer en dacht ik terug aan de tijd dat ik kennismanagement studeerde. Eigenlijk een rare naam voor dat vak, want kennis kun je niet managen. Het gaat er vooral om hoe je mensen kunt stimuleren om zowel continu te blijven leren in hun vak; èn hun kennis, ervaring en inzichten te delen met de mensen met wie ze samenwerken. Van kennis is macht naar kennis delen is kracht, zeiden we dan.

Eén van de dingen die ik leerde in die tijd was dat je routine-professionals hebt, en innovatie-professionals. Routine-professionals zijn vakmensen die graag hetzelfde werk doen, dezelfde procedures en processen volgen. Innovatie-professionals zijn vakmensen die graag telkens iets nieuws doen, op nieuwe manieren. Beide typen vaklui blijven leren, maar op verschillende manieren. Als routine-professional specialiseer je je steeds meer in je vak, doordat je je kennis, ervaring en inzicht verdiept omdat je steeds hetzelfde doet. Als innovatie-professional blijf je leren door te verbreden, omdat je je telkens in iets nieuws verdiept.

Het ene is niet beter dan het andere. Een levensvatbare organisatie heeft beiden nodig: de routine-professionals voor de stabiliteit en kwaliteit, de innovatie-professionals om mee te blijven bewegen met wat er in de omgeving gebeurt. Het balanceren tussen die twee is geen eenvoudige opgave voor de leiding, maar wel een noodzakelijke.

Ik herkende mezelf toen als een duidelijke innovatie-professional. Langer dan zo’n anderhalf jaar hetzelfde doen maakte het werk voor mij eentonig. Door telkens iets nieuws te gaan doen leerde ik heel goed hoe je op onontgonnen terrein je weg kunt vinden en resultaten kunt boeken. Dat werd mijn specialisatie. Al doende vond ik mezelf ook steeds opnieuw uit. Daar floreerde ik bij.

Zo rond mijn 50e vond ik mezelf op een dusdanige manier opnieuw uit dat ik de kwaliteiten van een routine-professional moest gaan ontwikkelen. Ik werd zenleraar en leidde een meditatiecentrum. Elk halfjaar deed zich hetzelfde voor: nieuwe cursussen opstarten, nieuwe mensen leren mediteren. Jaar in, jaar uit. De mensen die bleven wilden begeleiding en inspiratie in hun meditatieproces; ook daarin bleken herkenbare, terugkerende patronen te zitten.

Het betekende een grote verandering voor me, zeker toen ik het voltijds ging doen, en mijn innovatie-voorkeur geen uitweg meer vond in mijn werk als interim-manager. Het schuurde flink. Vooral dankzij het lesgeven, dat ik heel graag deed, begon ik iets interessants te zien. Het léék wel telkens hetzelfde, maar het was het eigenlijk helemaal niet. Iedere nieuwe groep was anders, en daarmee de lessen ook. Iedere keer als er nieuwe mensen bij kwamen in een bestaande groep, werd het een nieuwe groep en was het weer anders. Ik begon te zien dat er voor routine helemaal geen plaats was – als ik te veel op routine vertrouwde ging het mis. Ik had juist mijn kwaliteiten als innovatie-professional heel erg nodig: ook als leraar moest ik mezelf telkens weer opnieuw uitvinden.

Dat ging vanochtend allemaal door mijn hoofd tijdens mijn wandelrondje. Ik wandel heel graag, maar deed dat sinds ik hier was komen wonen weinig meer. Waarom? Er zijn, vanuit huis, niet zoveel rondjes in de natuur om te lopen, die ook qua tijd nog goed in te passen zijn in een werkdag. Eigenlijk maar één. En ik hield er niet zo van om telkens hetzelfde rondje te lopen. Te eentonig.

Totdat ik me, een tijdje geleden, realiseerde dat voor dat rondje wandelen hetzelfde kon gelden als voor mijn werk als leraar. Het lijkt wel hetzelfde rondje, maar is dat eigenlijk wel zo? Geen dag is hetzelfde, waarom dat dagelijkse rondje dan wel? Bovendien ging het om het wandelen, in de natuur, en niet om iets nieuws te ontdekken. Zou ik mijn ideeën erover niet eens laten varen en het eenvoudigweg gaan doen?

Sinds die dag loop ik dagelijks dat zelfde rondje, en het is inderdaad geen dag hetzelfde. Het weer wisselt, ik voel me nooit hetzelfde. In de bermen sterft het fluitekruid af en bloeit het duizendblad op. Soms zijn er andere wandelaars en soms niet. Dan zie ik zwaluwen, dan hoor ik een specht. Als ik goed kijk en luister, is het elke dag, elke stap zelfs, weer nieuw. Het is die aandacht die mijn dagelijkse wandeling van routine tot een fijn ritueel maakt. En dat eenvoudige rondje een grote schoonheid geeft.

Voor Hedwig

Vandaag heb ik de hele dag getuinierd. Tuinieren is goed zorgen voor. Voor de tuin, voor mezelf. Het is actief, beweging, kalm. Tussen het groen en de bloemen met mijn handen in de grond, onkruid wieden, weghalen wat teveel is geworden, een lege plek opvullen met iets nieuws. Het vraagt aandacht, maar ik hoef er niet over na te denken. Dat doe ik sowieso niet zo erg als ik aan het tuinieren ben. Daarom is het zo rustig.

Ik ben alleen, en toch niet. Mijn huisgenoten heb ik eerder op de ochtend uitgezwaaid, ze zijn op fietsvakantie. Mijn buurvrouw is in haar tuin bezig. Samen tuinieren, ieder op onze eigen stek. Er is veel te doen; het steunt als je niet alleen bezig bent, vinden we allebei.

Vandaag is ook Hedwig bij me. Hoe vaak zou zij niet zo bezig zijn geweest in haar mooie tuin, die grensde aan een natuurgebied. Ze hield erg van tuinen. Van bezig zijn. Van lopen. Ze was bescheiden. En heel zorgzaam. Voor haar tuin, voor anderen. Voor haar man. Ik heb me wel eens afgevraagd of ze ook zorgzaam genoeg was voor zichzelf. Maar als ik kijk naar wat ze deed, welke keuzes ze maakte, dan denk ik dat ze daarin ook voor zichzelf zorgde. Want ze hield van tuinieren, van lopen, van mensen, van zorgen. En ze was trouw aan wat ze deed.

Hedwig is bij me in beelden vandaag, meer dan in gedachten. Ik zie haar weer zitten, in de workshop zenmeditatie die ze bij me volgde, jaren geleden, in Oisterwijk nog. En ze bleef, het mediteren trouw. Na de lange, verre reizen die ze regelmatig maakte met haar man, kwam ze terug, met verhalen en foto’s waar ze ons in meenam, bril omhoog om het beter te kunnen zien. Zat ze er weer op haar kussentje, alsof ze niet weg was geweest.

Ook nu voelt het alsof ze niet weg is. Maar ze komt toch echt niet meer terug. Ze werd ernstig ziek en niet meer beter. Het ging ook heel snel. Het voelt vervreemdend als iemand er ineens niet meer is. Verdrietig, weemoedig. Een beetje leeg. Om wat nooit meer zal zijn.

Tuinieren verzacht, ook omdat ik daarin Hedwig weer tegenkom. Een paar bescheiden bloemetjes zijn voor haar. Met een kaars en een wierookje. Dag Hedwig.

Structuur en eenvoud

Grashalmen kleuren

de weide-grond tot leven

buigend in de wind.

Af en toe zet ik hier ook een haiku neer. Zo’n kort japans gedichtje van drie regels, met 5 – 7 – 5 lettergrepen. Eigenlijk moet het aan nog veel meer regels voldoen. Het mag niet rijmen bijvoorbeeld, het moet de realiteit zo neutraal mogelijk weerspiegelen, er moet iets van de natuur in zitten, en van het seizoen. En liefst een verrassende wending in de laatste regel. Tegelijkertijd drukt het ook een diep doorleefde ervaring van de dichter uit, tijdloos, onbegrensd. Dat is nogal wat. Misschien is het makkelijker in japanse karakters. Het is in elk geval een kunst een goede haiku te schrijven; een ware haiku toont dan ook de schoonheid van de eenvoud. Mij lukt het maar een enkele keer om er een te schrijven die echt spontaan, krachtig, uit mijn pen vloeit.

Wat leuk is aan haiku schrijven is dat de structuur dwingt tot eenvoud. Het is ‘mager schrijven’, zonder verfraaiingen, zorgvuldig je woorden kiezen. Het is alle overtolligheid afpellen, terug naar de kale essentie. Een samenballen van energie, die in zeventien lettergrepen tot uitbarsting komt.

Het is een interessante ervaring, die structuur die dwingt, beperkt, uitdaagt; en die juist dán, door alle ingewikkeldheid heen, de eenvoud tevoorschijn tovert. Ik merkte het ook toen ik deze website met blog ging opzetten. Nog nooit eerder gedaan, wat hulp van mijn zus en maar gaan uitproberen. De techniek is tegenwoordig zo ontwikkeld dat zelfs een leek als ik zelf zo iets in elkaar kan knutselen. Er is van alles aan bouwstenen ‘voorgekookt’, je hoeft alleen maar te kiezen wat je hebben wilt. Nou ja, zo ongeveer, en er is erg veel keus.

Als beginner koos ik voor een redelijk simpel ogend sjabloon. Heb je eenmaal gekozen, dan zit je in een structuur die voorschrijft hoe het er verder uit gaat zien. Dat bleek een zegen. Het maakte dat ik niet te veel kon willen. En daarmee ontstond, in een middagje knutselen, de eenvoud in vorm die past bij de inhoud van dit blog. Want ook dat moet natuurlijk kloppen.

Zoals met alle eenvoud is ook die technologische eenvoud trouwens erg bedrieglijk: er zit heel veel knap, bewerkelijk programmeerwerk achter. En hoeveel uitzoek- en handwerk er is gaan zitten in het toevoegen van die simpel ogende ‘abonneer’-functie? Daar zou ik een blog-post op zich over kunnen schrijven. Ik laat het maar aan je verbeelding over.

Mijn oog valt op haar

op het Noord-Hollandse strand

een gestreept schelpje.

Eenvoud en Thijs.

Nu ik Thijs als mijn gids heb genoemd, ligt het voor de hand om iets te vertellen over hoe hij mij heeft geïnspireerd in mijn verkenning van eenvoud.

Mijn eerste kennismaking met Thijs, jaren geleden, is via de telefoon. Hij wil graag meditatielessen, liefst individueel; deelnemen aan groepen is voor hem lastig. Ik leg hem voor dat het dan juist interessant kan zijn om deel te nemen aan een groepscursus. Dat spreekt hem wel aan en hij neemt het in overweging. Twee weken later meldt hij zich aan.

In de lessen praat Thijs niet veel, maar is wel goed aanwezig. Wat lang niet iedereen kan, gaat hem goed af: wat hij in de lessen oppikt verbindt hij gemakkelijk met zijn dagelijks werk als ‘klikoloog’: bij Gemeentereiniging op de vuilniswagen. Concrete effecten van het mediteren benoemen is, net als voor iedereen, ook voor hem lastig; maar aan één ding merkt hij het in elk geval: hij slaapt veel rustiger. En ik zie die toenemende rust ook in hem terwijl hij ons dat vertelt. Hij groeit in alle eenvoud in zijn vermogen om in een groep te verkeren.

Thijs wil na de eerste cursus graag doorgaan, maar zijn financiën zijn beperkt. Dat mag nooit een belemmering zijn en bij een kop thee bespreken we in alle openheid de mogelijkheden. We zijn er snel uit, beiden blij met de mogelijkheid iets voor elkaar te kunnen betekenen. Thijs gaat door, en hij verlicht vanaf dat moment mijn bestaan door me te helpen met de schoonmaak van de meditatieruimte.

Af en toe staan we in de lessen stil bij de vraag: wat wil je? Wat wil je leren, wat wil je doen, welke richting wil je uit met je werk, studie, je leven. Voor velen geen gemakkelijke opgave, ook voor Thijs niet. Naar zijn eigen gevoel heeft hij alleen maar onbereikbare wensen of doelen. Als ik om een voorbeeld vraag zegt hij, na enig aandringen, dat hij het liefst van zijn dyslexie af zou willen, maar dat hem dat onmogelijk lijkt. Ik raad hem aan rustig door te sudderen op de vraag en alle tijd te nemen.

Weken later vertelt hij dat hij een wens heeft. Er is een bijzondere fiets die hij graag zou willen. Kan hij zijn oude autootje weg doen. Als hij de fiets zelf bij de fabriek in Denemarken ophaalt wordt het haalbaar om hem aan te schaffen. Hij gaat er met de trein heen om de fiets op te halen. En fietst dan terug naar Nederland, onderweg kamperend. Dat wordt zijn vakantie het volgende jaar. Op deze manier vindt Thijs zijn eerste doel – een meervoudig doel, perfect in zijn eenvoud.

In de drie kwart jaar die volgen bereidt hij zijn reis zorgvuldig en met veel aandacht voor. In de theepauzes tijdens onze poetssessies houdt hij me op de hoogte van zijn vorderingen. Ik ben onder de indruk van de manier waarop hij met een zeer beperkt budget werkt aan het realiseren van zijn wens. Ook zijn groepsgenoten, en de nieuwe vrienden die hij via de lessen heeft gemaakt, laat hij delen in zijn enthousiasme. Na nog geen twee jaar is er weinig over van de Thijs die het moeilijk had in groepen.

Uiteraard is op een gegeven moment de fiets er, en het verhaal over de reis. En met dit eerste doel voltooid is er al snel een nieuw: Nederland rondtouren op de fiets, kampeerspullen in de bak voorop. Twee jaar later vervult Thijs zijn grootste wens tot dan toe: een rondreis van drie maanden op de fiets door Europa. Voor familie en vrienden te volgen op zijn blog. Hij bereidt het voor met de groeiende zorgvuldigheid die zijn meditatietraining meebrengt. Het blogverslag van zijn belevenissen kenmerkt zich door een gelijkmoedigheid die een zenmeester niet zou misstaan. Het doet me goed te zien hoe Thijs’ bewustzijn en wereld groeien. In alle eenvoud weet hij wat hij wil.

Eenvoudig schrijven

De eerste stukjes die ik jaren geleden op papier zette over eenvoud maakten eigenlijk vooral duidelijk wat het niet moest worden. Geen verhandeling over eenvoudig leven in elk geval. Met tips hoe je dat kunt doen. Die zijn er al, en ik word zelf niet vrolijk van het moralisme dat er uit spreekt. Evenmin een volgend boekje over ‘ontspullen’; al past het erbij, daar kan het niet bij blijven. Geen ‘zen-boek’, ook al is eenvoud een kenmerk van zen en put ik er zelf al jaren inspiratie uit. Het kan allemaal wel langskomen, maar ik heb geen missie met eenvoud. Anders dan misschien de inspiratie die het mij biedt te delen. Meer niet.

Dat ik erover ga schrijven is al die jaren boven elke twijfel verheven. Te midden van alle afleidingen lukt het zo nu en dan wat leeggeveegde ruimte te vinden en ervoor te gaan zitten. Als ik niet te veel probeer te willen komt het gevoel van eenvoud boven. Schrijven over eenvoud lijkt de kunst om woorden te geven aan dat gevoel. Het is al snel te veel; een enkel woord, een simpele zin, als een enkele penseelstreek, is vaak voldoende. Schrijven over eenvoud is ook eenvoudig schrijven.

Gaandeweg blijkt schrijven over eenvoud vooral een verkenningstocht. Niet zozeer om te ontdekken wat het is, eerder om te zien wanneer het zich toont. Dwars door alle ingewikkeldheid van het leven heen kan het ineens tevoorschijn komen. Zoals het roodborstje in mijn tuin.

Mijn gids op deze tocht is Thijs. Hij is een van die bijzondere mensen die mijn pad hebben gekruist en die me iets hebben geleerd over eenvoud. Thijs hoort over mijn schrijfplannen en wil mijn stukjes graag lezen. Maar dan mag ik niet te moeilijk schrijven. Want Thijs is leergierig maar zwaar dyslectisch. Geen eenvoudiger reden om eenvoudig te proberen te schrijven.