Ochtend. De lucht is betrokken. De zon heeft zich eerder wel even laten zien, een streep goudgeel in het blauwzwart van de ontwakende morgen. Maar nu gaat ze schuil, en verraadt ze haar aanwezigheid in het licht dat zichtbaar is in de wolken. Buiten beweegt de wind alles; een vogel zeilt in volle vaart langs. Een enkele bloem licht hier en daar wit op in het grijzige licht: een roos, een tweede bloei van de vlinderstruik, de laatste zonnehoed.
Binnen is het stil. Zichtbaar in de schaal met walnoten die, vers uit de boom in de tuin van een vriendin, roerloos liggen te drogen. En in de kat, in diepe slaap, jaloersmakend klein opgerold in een warm balletje, na haar nachtelijke escapades; ze had luid en duidelijk een ontmoeting met de buurkat die niet heel vreedzaam verliep. Als ik haar zo lieftallig zie liggen verwondert het me opnieuw hoeveel felheid ze ook in zich bergt. Ze is net zo zwart-wit in haar doen en laten als in haar vacht.
Hoorbaar is de stilte. In het suizen van de verwarming, in de wind om het huis. Ik hoor in die wind de eeuwigheid. Dat stemt tevree, temidden van de vergankelijkheid die zich buiten toont: de herfst is begonnen.
Buiten wonen maakt het verloop van de seizoenen bewuster. Net als de schoonheid ervan. Pas hier in Brabant ben ik de herfst gaan waarderen, omdat de kleur en geur ervan zoveel meer tot me doordringen. Misschien ook niet toevallig, omdat mijn wonen in Brabant samenvalt met het intreden van de herfst van mijn leven. Nog steeds is de lente mijn lievelingsseizoen, kom ik mét de natuur tot leven. Zomer en winter zijn, ieder op hun heel eigen manier, voor mij tijden van verstilling. De herfst brengt nieuwe activiteit: oogsten wat tot rijping is gekomen, en genieten van die oogst. Een korte, intense opleving voordat de natuur in winterse rust gaat. De herinnering dat alles wat tot leven komt, ook weer vergaat. Telkens opnieuw, in een eeuwige cyclus. Dat ik daar deel van uit maak stemt me dankbaar; dat het na mij doorgaat nog dankbaarder. Ook wel melancholiek; maar dat heb ik altijd een mooi gevoel gevonden, omdat er zowel verdriet als aanvaarding van die vergankelijkheid in zit.
Ik heb de herfst nu ook in huis gehaald. Met een enkele bos chrysanten. Ze zijn tegenwoordig zo’n beetje het hele jaar door verkrijgbaar, maar ik koop ze alleen in de herfst, hun natuurlijk seizoen. Ze ruiken voor mij zelfs naar herfst. Dit keer zijn het witte, met wat geel-groen in het hart. Ze herhalen het wit van de overgebleven bloemen in de tuin. Het zijn er vijf, verspreid over de woonkamer. Want de ikebana van een van mijn cursisten heeft me geleerd hoe mooi een enkele bloem op een vaas kan zijn. Het gaat in ikebana om de compositie – die kan zelfs de meest simpele bloem tot een ware schoonheid maken, zelfs als ze al een beetje verlept. Eigenlijk ben ik niet zo’n fan van chrysanten. Maar zoals ze nu in mijn woonkamer staan, fier, krachtig en stralend wit, zijn ze hét toonbeeld van de natuurlijke schoonheid van eenvoud.
Buiten wordt het lichter, in mij wordt het stiller. De schoonheid van de eenvoud behoeft niet zoveel woorden.